Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Op 5 april jongstleden publiceerde staatsraad advocaat-generaal Nijmeijer een conclusie over de exceptieve toetsing van regels in een omgevingsplan in een beroepsprocedure tegen een omgevingsvergunning (ECLI:NL:RVS:2023:1367). Het zogenoemde evidentiecriterium wordt in de rechtspraak gehanteerd om te toetsen of in een procedure over een omgevingsvergunning de geldigheid van een onherroepelijke bestemmingsplanregel alsnog ter discussie kan worden gesteld.
Deze conclusie is genomen tegen de achtergrond van een kwestie die speelde in Den Haag. In 2020 verleende het college van Den Haag een omgevingsvergunning voor het in afwijking van het bestemmingsplan bouwen van een woontoren van 73 meter hoog. In beroep bij de rechtbank tegen deze omgevingsvergunning is gesteld dat één van de planregels op grond waarvan de vergunning verleend is, onverbindend is wegens strijd met het rechtszekerheidsbeginsel (ECLI:NL:RBDHA:2022:7566). Dit betreft de planregel inhoudende dat “hoogbouw zorgvuldig dient te worden ingepast volgens het Haagse hoogbouwbeleid”.
De rechtbank oordeelt dat deze planregel evident in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Dit omdat de regel zo ruim is opgesteld dat het onvoldoende houvast biedt over de ter plaatse toelaatbare bouwhoogte. Volgens de rechtbank dient, zeker gelet op het feit dat het een groot bouwproject betrof, uit de planregel zelf te blijken wat de bouwmogelijkheden zijn. Hierbij mag de begrenzing niet worden neergelegd in een beleidsregel waarna wordt verwezen.
Hierna is de zaak in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State terecht gekomen. De Afdeling heeft op 1 december 2022 aan staatsraad A-G Nijmeijer gevraagd hoe indringend de bestuursrechter in het kader van een vergunningprocedure een planregel met een open norm en een dynamische verwijzing naar een beleidsregel mag toetsen en in hoeverre daarbij de toepassing van het ‘evidentiecriterium’ kan worden voortgezet.
Het evidentiecriterium is relevant bij de exceptieve toetsing van een bestemmingsplan. De geldigheid van een onherroepelijke bestemmingsplanregel wordt daarbij indirect betwist in een procedure tegen de verlening van een omgevingsvergunning op basis van die bestemmingsplanregel. Volgens de vaste jurisprudentie van de Afdeling kan de bestemmingsregeling slechts onverbindend worden verklaard of buiten toepassing worden gelaten als er duidelijk sprake is van strijd met een hogere regeling, algemene rechtsbeginselen of algemene beginselen van behoorlijk bestuur (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2022:2440). Dit voorkomt dat in een beroepsprocedure tegen een omgevingsvergunning het beroep tegen het bestemmingsplan opnieuw wordt behandeld.
In de conclusie heeft de A-G vastgesteld wat de ratio van het evidentiecriterium is. Daarbij heeft hij de toetsingsintensiteit van het beroep tegen een bestemmingsplan (het vernietigingsberoep) met de exceptieve toets van een bestemmingsplan vergeleken. De bestuursrechter toetst in de beroepsprocedure tegen het bestemmingsplan de rechtmatigheid van een planregel indringend. Echter, bij de beoordeling van een planregel in het kader van de beroepsprocedure tegen een omgevingsvergunning toetst hij aan het evidentiecriterium. Indien de bestuursrechter zonder nader onderzoek kan vaststellen dat een planregel in strijd is met een hogere rechtsnorm, is er sprake van evidente strijd. In dat geval dient de planregel onverbindend te worden verklaard dan wel buiten toepassing te worden gelaten (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2008:BC9610).
De A-G stelt dat bij toepassing van het evidentiecriterium onderscheid moet worden gemaakt tussen twee situaties. 1: de situatie waarbij een planologische beleidsregel bekend is en exceptief getoetst kan worden, en 2: de situatie waarbij een planologische beleidsregel een dynamische verwijzing heeft. In het eerste geval ziet hij geen reden om van het evidentiecriterium af te zien. De inhoud van de planologische beleidsregel moet door de Afdeling betrokken worden bij de rechtmatigheidstoets van de planregel. In de tweede situatie kan geen sprake zijn van rechtmatigheidstoetsing van beleidsregel. In dat geval dient dezelfde exceptieve toetsingsmaatstaf te worden gehanteerd als bij een planregel.
Esmee Wolters is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.