Praktijkgebieden: Bestuursrecht
In eerdere blogs is al aandacht besteed aan de verschoonbare termijnoverschrijding en de steeds ruimere interpretatie die aan begrip wordt gegeven. Niet alleen de rechtspraak laat deze ontwikkeling zien, dit voortschrijdend inzicht is ook terug te vinden als resultaat van wetenschappelijk onderzoek dat heeft geleid tot een voorgenomen wetswijziging. Naar aanleiding van onder andere een verzetprocedure bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) wordt het vraagstuk nu ook voorgelegd aan een grote kamer (als bedoeld in artikel 8:10a lid 4 Awb). Verwijzing naar een grote kamer gebeurt wanneer dit met het oog op de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling wenselijk wordt geacht. Advocaat-Generaal Widdershoven zal een conclusie (als bedoeld in artikel 8:12a Awb) nemen.
Op grond van artikel 8:54 Awb kan een rechterlijke instantie een zaak buiten zitting afdoen en een beroep ongegrond verklaren vanwege termijnoverschrijding. Om een dergelijke buiten-zitting beslissing te nemen dient er wel sprake te zijn van niet verschoonbare termijnoverschrijding. Hier gaat het soms fout. De lijn die zich in de jurisprudentie ontwikkelt over versoepeling van de interpretatie van de verschoonbaarheid van termijnoverschrijding noopt tot nadere beschouwing van de omstandigheden waaronder de termijnoverschrijding plaats heeft gevonden. Deze ontwikkeling heeft bovendien een vlucht genomen door een aantal wetenschappelijke onderzoeken en veranderende maatschappelijke opvattingen over de verhouding tussen overheid en burger welke zelfs hebben geleid tot een voorgenomen wetswijziging. De invulling van het begrip ‘verschoonbare termijnoverschrijding’ moet in het licht van dit voortschrijdend inzicht worden geïnterpreteerd.
De rechtbank Limburg (ECLI:NL:RBLIM:2022:2220) oordeelde hierover dat ‘normale’ mensen als gevolg van keuzedruk, stress, verdriet, of ouderdom niet altijd even alert en goed georganiseerd zijn. Daarom, […] moet de overheid, om het vertrouwen van burgers te behouden, rekening houden met de begrenzingen van het denk- en doenvermogen van burgers, oog hebben voor het menselijke tekort en ervoor zorgen dat kleine fouten geen grote gevolgen hebben.
Eerder al, eind 2021, zijn door Tweede Kamerleden Van Dijk en Palland vragen gesteld over de uitleg van het begrip verschoonbare termijnoverschrijding. Deze vragen rezen naar aanleiding van het artikel van 29 november “Juridische fuik overheid maakt burgers kansloos”. In dit artikel wordt onder andere Michiel Scheltema geciteerd. Hij was als regeringscommissaris nauw betrokken bij de totstandkoming van de Awb in de jaren negentig:
“Je zou een veel langere termijn moeten hebben, zoals zes maanden. De burger is na zes weken de toegang tot de rechtsstaat kwijt. Waarom moet je die toegang sluiten, terwijl er geen enkel algemeen belang gediend is?”
Ook minister Weerwind (rechtsbescherming) wordt door de Tweede Kamer gewezen op het genoemde artikel en stelt als antwoord op Kamervragen onder andere dat de wettelijke bezwaartermijnen vooral van belang zijn in gevallen waarin derde-belanghebbenden in het spel zijn. Zij moeten er op kunnen vertrouwen dat bijvoorbeeld een vergunning kan worden geëffectueerd als de bezwaar- en eventueel beroepstermijn zijn verstreken. De rechtbank Limburg haalt het belang van derden eveneens aan in verband met de verschoonbare termijnoverschrijding en oordeelt dat als er géén belangen van derden in het spel zijn de bewijslast van degene die zich op de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding beroept een stuk lager is.
De Awb strekt onder andere tot bescherming van de burger tegen de machtigere overheid maar bewerkstelligt door een te rigide interpretatie van de uitzondering in artikel 6:11 Awb juist het tegenovergestelde. Het is dan ook deze discrepantie tussen de bedoeling en de uitwerking van deze wet die heeft geleid tot nieuwe inzichten en zelfs tot een voorstel tot wijziging van de wet waarbij de burger minder hard gestraft wordt bij het laten verstrijken van een termijn, met name wanneer er sprake is van een geschil tussen slechts een bestuursorgaan en die burger en er dus geen derde-belanghebbenden zijn.
Nu heeft dus ook het CBb besloten het vraagstuk voor te leggen aan een grote kamer. Deze kamer zal bestaan uit raadsheren van het CBb, raadsheren-plaatsvervangers afkomstig van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de Centrale Raad van Beroep. Dit alles zal uitmonden in een conclusie van Advocaat-Generaal Widdershoven. Hiermee zal vermoedelijk een meer vaste lijn worden neergezet welke gevolgd moet worden bij de beoordelen van het al dan niet verschoonbaar zijn van een termijnoverschrijding. Wordt vervolgd…
Renée van Exter is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.