Praktijkgebieden: Bestuursrecht
In een recente uitspraak van de rechtbank Limburg (ECLI:NL:RBLIM:2022:2220) stond de vraag centraal of een burger kon worden verweten dat hij niet binnen een reguliere termijn van zes weken bezwaar had ingediend, ondanks dat hij op de hoogte was van een besluit. De rechtbank, niet in lijn met de vaste jurisprudentie, oordeelde dat ook in dat geval sprake kan zijn van een verschoonbare termijn en het bezwaarschrift niet niet-ontvankelijk mocht worden verklaard op basis hiervan.
Indien een burger te laat is met het indienen van bezwaar of beroep wordt dit ingediende bezwaar of beroep niet-ontvankelijk verklaard. In beginsel ligt de grens waarbinnen bezwaar en beroep kunnen worden ingesteld op zes weken na het aan te vechten besluit. Deze grens is een harde grens en niet vatbaar voor interpretatie. Er bestaat echter wel een uitzondering hierop. De uitzondering is geformuleerd als een dwingendrechtelijke norm die beoordelingsruimte biedt. Artikel 6:11 Awb luidt namelijk: ‘Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.’
De Afdeling hanteert dan ook de regel dat indien een burger niet binnen de wettelijke termijn (in beginsel 6 weken) bezwaar of beroep instelt omdat hij dit door desinformatie niet kon weten, de burger dan alsnog de mogelijkheid heeft om bezwaar of beroep in te stellen. Dit moet dan zo spoedig mogelijk gebeuren nadat de burger bekend is geraakt met het besluit. Dit betekent volgens vaste jurisprudentie een periode van maximaal twee weken na bekendwording met het besluit. Deze uitzondering geldt in beginsel alleen voor burgers die niet bekend waren met het besluit.
De uitspraak van de rechtbank Limburg toont aan dat er ook soepeler kan worden omgegaan met het te laat indienen als de burger wél op de hoogte was van het besluit. De rechtbank staat dit toe vanwege de beoordelingsruimte van artikel 6:11 Awb. Hoewel de rechtbank constateert dat de termijn van 6 weken een harde termijn is en één dag te laat ingediend toch echt te laat is, kijkt zij hierbij ook naar artikel 6:11 Awb.
De uitspraak van de rechtbank Limburg toont aan dat zij een minder strikte uitleg geeft aan artikel 6:11 Awb dan de lijn die in de heersende jurisprudentie wordt gevolgd als het aankomt op het bekend zijn met een besluit en desondanks toch te laat beroep of bezwaar instellen. Dit omdat de rechtbank van mening is dat recente wetenschappelijke inzichten en veranderende maatschappelijke opvattingen over de verhouding tussen overheid en burger het nodig maken dat in de balans tussen het perspectief van rechtszekerheid en eigen verantwoordelijkheid van de burger enerzijds en het perspectief van rechtsbescherming en realistisch burgerbeeld anderzijds, een verschuiving plaatsvindt die doorwerkt in de uitleg van de van artikel 6:11 van de Awb.
De verschoonbaarheidsuitzondering kan daarom volgens de rechtbank Limburg in bepaalde gevallen ook van toepassing zijn als de burger wél op de hoogte was van het besluit maar alsnog te laat was met het indienen van bezwaar of beroep. De omstandigheden van het geval zijn daarbij bepalend. In de zaak waarover de rechtbank Limburg uitspraak heeft gedaan was het van belang dat de burger niet beschikte over beroepsmatige rechtsbijstand en geen ervaring heeft met procedures bij de bestuursrechter. Bovendien had deze burger aanzienlijke gezondheidsklachten waardoor hij in zijn functioneren in het dagelijks leven en bij het behartigen van zijn belangen wordt beperkt. Gelet hierop kon niet redelijkerwijs worden geoordeeld dat de burger in verzuim was volgens de rechtbank Limburg.
Hoewel het dus mogelijk kan zijn om af te wijken van harde termijnen met betrekking tot het indienen van bezwaar of beroep ondanks bekendheid met het besluit blijft het verstandig om de termijnen goed in de gaten te houden. Het is immers nog maar de vraag hoe andere rechtbanken in Nederland met deze situatie om zullen gaan en wat de Afdeling hiervan zal vinden. Bovendien is deze uitspraak erg casuïstisch en zal de uitkomst van de beoordeling telkens afhangen van de omstandigheden van het geval. In ieder geval is in deze uitspraak wel de rechtsbescherming voor de minder alerte burger boven de procedureregels gezet, een goede ontwikkeling.
Esmee Wolters is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.