Praktijkgebieden: Omgevingsrecht, Ruimtelijke ordening
Eerder schreven wij dat de Tweede kamer een motie heeft aangenomen waarin staat dat inwerkingtredingsdatum van de Omgevingswet definitief op 1 januari 2023 zal zijn. Zoals wij schreven moet de Eerste Kamer ook instemmen met deze inwerkingtredingsdatum. Op 7 juni 2022 hebben de Eerste Kamercommissies vergaderd hierover.
De commissies Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving en Economische zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit besluiten in meerderheid het voorbehoud bij de plenaire behandeling van het ontwerp-Koninklijk Besluit over de inwerkingtreding van de Omgevingswet niet te laten vervallen, als gevolg waarvan geen plenaire behandeling zal plaatsvinden op 21 juni 2022. Oftewel, er is voorlopig nog geen datum vastgesteld voor het debat over het ontwerp-Koninklijk Besluit met de inwerkingtredingsdatum van de Omgevingswet. Dit terwijl de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening eerder heeft aangegeven dat 21 juni aanstaande de uiterste datum is om in te stemmen, zo blijkt uit het verslag van het schriftelijk overleg die is vastgesteld op 7 juni 2022. De commissies besluit in de plaats hiervan een mondeling overleg met de minister in de plannen op 21 juni 2022, waarbij (nog) geen besluitvorming over het ontwerp-Koninklijk besluit zal plaatsvinden.
Op 3 juni 2022 heeft de minister diverse schriftelijke vragen van diverse commissies beantwoord. Uit deze vragen volgt dat de commissies zich met name zorgen maken over de functionaliteiten van het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO) en het oefenen van de bestuursorganen met het DSO. Dit zijn kwesties die al langer spelen, en waar wij meermaals over hebben geschreven.
De minister heeft aangegeven dat om de wet op 1 januari 2023 in werking te laten treden, er op uiterlijk 1 juli 2022 duidelijkheid moet zijn voor burgers, bedrijven en bevoegde gezagen. In de hoofdroute is dan ook uitgegaan van publicatie van het inwerkingtredings-Koninklijk Besluit in het Staatsblad op uiterlijk 1 juli 2022. Daarom zou volgens de minister stemming van de Eerste Kamer op 28 juni 2022 de uiterste datum zijn.
De minister heeft nogmaals aangegeven dat hij zich ervan bewust is dat op 1 januari 2023 nog niet alles conform het beoogde eindbeeld zal werken, zo blijkt uit het verslag van het schriftelijk overleg die is vastgesteld op 7 juni 2022. Dat is volgens de minister ook niet nodig voor een verantwoorde invoering. Het is de vraag of de Eerste Kamer hier genoegen mee zal nemen en tijdig zal instemmen met het ontwerp-Koninklijk Besluit. Wellicht wordt de inwerkingtreding van de Omgevingswet wederom uitgesteld. Wij houden u op de hoogte van de verdere ontwikkelingen.
Marjolein Zinkhann is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied omgevingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.