Praktijkgebieden: Omgevingsrecht
De ACM gaat onderzoeken of er een mogelijkheid is om netbeheerders voorrang te laten geven bij aansluitingen en daarbij behorende transportcapaciteit voor projecten die een positieve bijdrage leveren aan de energietransitie.
Eerder schreef ik een blog over het vervallen van de 18-wekentermijn die netbeheerders tot voor kort in acht moesten nemen voor de aansluiting op het elektriciteitsnet. Dit naar aanleiding van een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie waarin werd beslist dat een nationale wetgever geen nadere regels mocht vast stellen over netaansluiting en tarieven. Dat is namelijk de taak van de energietoezichthouder, in Nederland de ACM. De ACM zou zich buigen over de vraag wat een redelijke aansluittermijn is. Voorrang aan projecten die een positieve bijdrage leveren aan de energietransitie impliceert een langere wachttijd voor andere projecten. Dit roept vragen op, bijvoorbeeld of dit is te rijmen met het verbod op discriminatie bij het in behandeling nemen van aanvragen voor aansluitingen.
Het bepalen van een redelijke termijnen voor aansluitingen moet – zo stelt de ACM zelf ook – objectief, redelijk, toetsbaar en transparant gebeuren en moeten passen binnen het Europese vereiste van non-discriminatie.
Het verlenen van voorrang bij het in behandeling nemen van aanvragen tot aansluiting op het elektriciteitsnet impliceert het maken van onderscheid tussen verschillende aanvragers en dus discriminatie. Dit staat op gespannen voet met aansluitplicht zoals deze is vastgelegd in de Elektriciteitswet 1998.
In de Europese richtlijn betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit is in artikel 36 opgenomen dat het tot de doelstellingen van de regulerende instantie (in Nederland dus de ACM) behoort om bij te dragen aan de ontwikkeling, op de meest kosteneffectieve manier, van veilige, betrouwbare en efficiënte niet-discriminerende systemen die klantgericht zijn, de adequaatheid van systemen bevorderen. Daaruit zou worden kunnen afgeleid dat een dergelijk onderscheid niet mag worden gemaakt.
Praktisch kan een voorrangsregeling voor aanvragers van een aansluiting ook ongewenst zijn. Het is bijvoorbeeld voor een projectontwikkelaar van groot belang enige zekerheid te hebben over de oplevering van een aansluiting door de netbeheerder. Hij zal immers zelf ook het project moeten opleveren. Deze zekerheid, die voorheen was geborgd middels de 18-wekentermijn, zal ook in de nieuwe regelgeving van de ACM in acht moeten worden genomen. Het is echter voor te stellen dat als eerst de aansluitingen waardoor wordt bijgedragen aan de energietransitie en daarna pas andere aansluitingen worden gerealiseerd, die laatste langer moeten wachten dan redelijk is.
Daarbij is een groot probleem de transportcapaciteit. Congestie op het net betekent dat een aanvrager die achteraan in de rij staat, wellicht helemaal geen aansluiting of verzwaring van zijn aansluiting kan krijgen omdat daarvoor geen capaciteit meer over is. De aanvragers van een aansluiting voor minder duurzame projecten worden door een dergelijk onderscheid dus mogelijk behoorlijk benadeeld.
Artikel 36 van de Europese richtlijn bepaalt echter ook dat het ontwikkelen van deze systemen moet aansluiten bij de doelstellingen van het algemene energiebeleid, energieefficiëntie en de integratie van groot- en kleinschalige productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen […]. Dit geeft weer ruimte om bij het vaststellen van regels, bijvoorbeeld omtrent een redelijke aansluittermijn, het energiebeleid en het belang van de energietransitie een rol te laten spelen. Voorrang voor aansluitingen die daaraan bijdragen kan een stimulans zijn voor verduurzaming. Er zal dan m.i. wel een objectieve, toetsbare en transparante methode moeten worden gevonden waarmee de mate van duurzaamheid wordt bepaald.
De ACM verwacht in juli 2022 een ontwerpbesluit te publiceren om de maximumtermijn voor nieuwe aansluitingen op het regionale elektriciteitsnet vast te stellen. We zullen dan zien of en hoe de ACM een mogelijkheid heeft gevonden om het belang van de energietransitie mee te laten wegen in de regelgeving voor de netbeheerders.
Renée van Exter is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied omgevingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.