Praktijkgebieden: Bestuursrecht
De rechtbank Noord-Holland heeft op 8 april 2022 een vonnis (ECLI:NL:RBNHO:2022:3145) in kort geding gewezen, waarin is bepaald dat de Stichting Flora & Faunabescherming (hierna: de Stichting) haar beroep tegen twee omgevingsvergunningen moet intrekken.
Onder andere de gemeente Weesp, de gemeente Gooise Meren en GEM C.V. hebben in 2012 een uitvoeringsovereenkomst ondertekend voor de realisatie van een nieuwe woonwijk. Voor 162 woningen en appartementen geldt dat er een aannemingsovereenkomst is gesloten waarin is vermeld dat de overeenkomst is aangegaan onder de opschortende voorwaarde dat binnen negen maanden een onherroepelijke omgevingsvergunning is verkregen. Daarnaast geldt dat de kopers een hypotheekofferte hebben met een bepaalde geldigheidsduur, die voor het merendeel van de kopers eindigt in maart, april of mei 2022. De banken stellen als eis voor het geven van financiering dat er een onherroepelijke omgevingsvergunning is.
Op 26 oktober 2021 heeft het college omgevingsvergunningen verleend. Hiertegen heeft de stichting bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is ongegrond verklaard. De Stichting weigerde in overleg te treden. De Stichting heeft vervolgens beroep ingesteld bij de bestuursrechter van de rechtbank Amsterdam.
De eiseressen (bestaande uit diverse projectontwikkelaars) vorderen dat de Stichting een gebod opgelegd krijgt tot het intrekken van beroep bij de rechtbank. Daarnaast vorderen ze dat de Stichting een verbod opgelegd krijgt tot het aantekenen van bezwaar en/of beroep tegen de ten behoeve van de ontwikkeling van de woonwijk in de toekomst nog te verlenen omgevingsvergunningen. Twaalf kopers hebben zich als partij gemeld bij de procedure en vorderen hetzelfde als de projectontwikkelaars.
De eiseressen stellen dat sprake is van misbruik van recht, gelet op de onevenredig grote schadelijke gevolgen die zij vanwege het beroep zullen lijden. Artikel 3:13 BW bepaalt dat degene aan wie een bevoegdheid toekomt haar niet kan inroepen, voor zover hij haar misbruikt. Misbruik van bevoegdheid kan ook bestaan in het misbruik van processuele bevoegdheden, en vindt op grond van artikel 3:15 BW ook toepassing in het bestuursrecht. Van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure is in beginsel pas sprake als het instellen van de betreffende vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij, achterwege had moeten blijven. Hiervan kan sprake zijn als eiser zijn vordering heeft gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van een dergelijk misbruik van procesrecht past terughoudendheid, gelet op het mede door artikel 6 EVRM gewaarborgde fundamentele recht op toegang tot de rechter. In het bestuursrecht ligt deze lat nog hoger, aldus de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter weegt de belangen af, waarbij ook de belangen van de overige niet aan de procedure deelnemende kopers worden meegewogen. Gelet op de onweersproken zwaarwegende aard en omvang van die belangen, en op de omstandigheid dat de Stichting andere (en waarschijnlijk efficiëntere) middelen ter beschikking staan om het door haar nagestreefde doel te bereiken, waarbij de schadelijke gevolgen voor de kopers uitblijven, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de Stichting het beroep niet had mogen instellen. Door dit wel te doen, en door dit beroep te handhaven, maakt de Stichting misbruik van recht en handelt zij onrechtmatig tegenover de kopers. Ook jegens de overige eiseressen handelt de Stichting onrechtmatig volgens de voorzieningenrechter, gelet op de zorgplicht van de projectontwikkelaars jegens de kopers en het moeten voorfinancieren van de woningen indien de woningen aan andere kopers zouden moeten worden verkocht. De vordering ten aanzien van het algemene verbod wordt afgewezen, omdat nog niet kan worden vastgesteld dat de bezwaren kansloos zullen zijn.
Met deze uitspraak lijkt de deur op een kier gezet te zijn. Het zou echter ook een incident kunnen zijn, gelet op de door de rechter toe te passen terughoudendheid bij toewijzing van een dergelijke vordering en de extra hoge lat in het bestuursrecht.
Marjolein Zinkhann is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.