Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Op 1 mei 2022 zal de Wet open overheid (Woo) nagenoeg geheel in werking treden. Woo is de opvolger van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en bedoeld om de overheid transparanter te maken. Bestuursorganen hebben vanaf het moment van inwerkingtreding van de wet een algemene inspanningsverplichting om publieke informatie actief openbaar te maken. Dit heeft tot gevolg dat bestuursorganen verplicht zijn tot actieve openbaarmaking als dat redelijkerwijs mogelijk is zonder onevenredige inspanning of kosten als er geen uitzonderingsgrond van toepassing is of indien er geen redelijk belang wordt gediend met de openbaarmaking.
Mocht een bestuursorgaan bepaalde informatie nog niet openbaar hebben gemaakt, dan kan er een verzoek worden ingediend bij het bestuursorgaan waarbij verzocht wordt om de publieke informatie openbaar te maken. Hierbij meldt de verzoeker de aangelegenheid of het daarop betrekking hebbende document waarover hij informatie wenst te ontvangen (artikel 4.1 lid 4 Woo).
Na ontvangst van het Woo-verzoek heeft het bestuursorgaan vier weken om op het verzoek te beslissen (artikel 4.4 lid 1 Woo). Deze termijn is gelijk gebleven ten opzichte van de termijn op grond van de Wob. Deze termijn kan eenmaal verdaagd worden met twee weken. Deze verdagingstermijn is korter dan de verdagingstermijn op basis van de Wob, welke vier weken bedroeg. Deze verdaging is bovendien alleen mogelijk als de omvang of de gecompliceerdheid van de informatie deze verlenging rechtvaardigt. Bovendien dient deze verdaging binnen de eerste termijn van vier weken gedaan te worden en dient deze gemotiveerd te worden (artikel 4.4 lid 2 Woo).
De Woo bevat bijzondere termijnen waarbij het bestuursorgaan actie dient te ondernemen binnen twee weken na ontvangst van het verzoek om informatie. Hiervan is in de eerste plaats sprake in het geval van een te algemeen geformuleerd Woo-verzoek (artikel 4.1 lid 5 Woo). In dat geval verzoekt het bestuursorgaan binnen twee weken om specificering van het verzoek. Indien de verzoeker het verzoek hierna niet nader specificeert of deze specificatie alsnog niet specifiek genoeg is, kan het bestuursorgaan het verzoek buiten behandeling stellen (artikel 4.1 lid 5 en lid 6 Woo). Het bestuursorgaan kan in de tweede plaats binnen twee weken na ontvangst van het verzoek het verzoek ook buiten behandeling stellen indien de verzoeker misbruik maakt van het recht op openbare publieke informatie of indien het verzoek evident geen bestuurlijke aangelegenheid betreft (artikel 4.6 Woo).
Artikel 4.2a Woo bevat een overlegmogelijkheid tussen het bestuursorgaan en de verzoeker in het geval van een omvangrijk voldoende gespecificeerd verzoek. Mocht het bestuursorgaan niet binnen de wettelijke termijn kunnen beslissen, dan treedt het bestuursorgaan voor het einde van die termijn in overleg met de verzoeker over de prioritering van de afhandeling van het verzoek. Van de verzoeker wordt verwacht dat hij hier redelijke medewerking aan zal verlenen. Er kunnen afspraken worden gemaakt over de verstrekking van de gevraagde documenten in de gewenste volgorde van verzoeker. De gemaakte afspraken tussen het bestuursorgaan en de verzoeken schorten de beslistermijn op. Als het bestuursorgaan niet volgens deze gemaakte afspraken beslist, dan staat beroep wegens het niet tijdig nemen van een besluit open voor de verzoeker. Indien de verzoeker en het bestuursorgaan het niet eens worden over de beslistermijn, kan het bestuursorgaan in een beroep tegen niet tijdig beslissen aan de rechter vragen om een termijn vast te stellen die recht doet aan de omvang van het verzoek. Het bestuursorgaan dient dan wel aan te kunnen tonen dat het met de verzoeker in overleg is getreden over de termijn van afhandelen (Kamerstukken II 2013/14, 33 328, p. 37).
Hoewel de verlengde beslistermijn voor bestuursorganen op basis van de Woo is verkort, wordt er wel rekening gehouden met de feitelijke mogelijkheden voor een bestuursorgaan tot verschaffing van informatie. Bij omvangrijke verzoeken waarop niet binnen de wettelijke termijn kan worden beslist, heeft het bestuursorgaan voortaan de (wettelijke) mogelijkheid om met de verzoeker in overleg te treden en afspraken te maken over de prioritering van de openbaarmaking van de informatie.
Esmee Wolters is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.