Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht, Investeringen en overnames
In de uitkoopprocedure kan de houder van de overgrote meerderheid van de aandelen in een nv of bv een vordering instellen bij de Ondernemingskamer tot overname van aandelen die worden gehouden door een of meerdere minderheidsaandeelhouders. In deze blog ga ik in op de algemene uitkoopregeling van de artikelen 2:92a BW en 2:201a BW. De bijzondere uitkoopregeling na een openbaar bod ex artikel 2:359c BW laat ik buiten beschouwing.
Deze blog is onderdeel van de Serie Ondernemingskamer.
De uitkoopprocedure wordt ingeleid met een dagvaarding, gericht tot de gezamenlijke andere aandeelhouders van desbetreffende nv of bv (hierna spreek ik over ‘vennootschap’). Doel van de procedure is de meerderheidsaandeelhouder van een vennootschap in staat te stellen de andere aandeelhouders in de vennootschap, buiten het geval van een geschil in de vennootschap, te dwingen de aandelen die zij houden over te dragen. In dat kader wordt in de uitkoopprocedure een afweging gemaakt tussen de belangen van de houder van de overgrote meerderheid van de aandelen en de houders van de resterende aandelen. De Ondernemingskamer buigt zich daarbij over deze belangen en zal daarnaast een oordeel vormen over de vraag welke prijs de minderheidsaandeelhouder voor de over te dragen aandelen dient te ontvangen.
Uit de wet volgt dat de uitkoopprocedure kan worden ingesteld door die aandeelhouder of groep van aandeelhouders in de zin van artikel 2:24b BW die ten minste 95% van het geplaatste kapitaal verschaft. Bij de bv geldt bovendien het aanvullende vereiste dat de aandeelhouder die de vordering tot uitkoop instelt ten minste 95% van het stemrecht in de algemene vergadering moet kunnen uitoefenen.
Indien door de meerderheidsaandeelhouder aan de bovenstaande vereisten wordt voldaan, is de vordering in beginsel toewijsbaar. De wetgever heeft drie (limitatieve) gronden gegeven wanneer de vordering dient te worden afgewezen. De Ondernemingskamer wijst de vordering af indien:
De wetgever heeft geen regel geformuleerd hoe de prijs van de aandelen dient te worden vastgesteld: dit is ter discretie aan de Ondernemingskamer voorbehouden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de uit te kopen aandeelhouders recht hebben op een reële en redelijke vergoeding. Kan de Ondernemingskamer op basis van de aan haar verstrekte informatie de waarde van de aandelen niet vaststellen, dan kan zij deskundigen benoemen die onderzoek naar de waarde van de aandelen zal doen.
Heeft u vragen over een procedure bij de Ondernemingskamer? Bij Wieringa Advocaten hebben wij ruime ervaring met het voeren van procedures bij de Ondernemingskamer als het voorkomen daarvan. Neem gerust contact met ons op, wij helpen u graag.
Tom Hemmes is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.