Praktijkgebieden: Huurrecht
Op 9 maart 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam geoordeeld dat de website Airbnb handelt in strijd met de wet door bij zowel huurders als verhuurders bemiddelingskosten in rekening te brengen. Sindsdien hebben meerdere (partijen namens) huurders van Airbnb procedures aanhangig gemaakt om bemiddelingskosten terug te vorderen. De kantonrechter te Rotterdam heeft in het kader van één van deze procedures prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad en de Hoge Raad heeft deze op 19 november 2021 beantwoord.
Op grond van artikel 392 lid 1 Rv kan de rechter in een procedure op verzoek van een partij of ambtshalve de Hoge Raad een rechtsvraag stellen ter beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing, indien een antwoord op deze vraag nodig is om op de vordering of het verzoek te beslissen en rechtstreeks van belang is voor een veelheid aan vorderingsrechten die gegrond zijn op dezelfde of soortgelijke feiten en uit dezelfde of soortgelijke samenhangende oorzaken voortkomen, of voor de beslechting of beëindiging van talrijke andere uit soortgelijke feiten voortvloeiende geschillen, waarin dezelfde vraag zich voordoet.
In deze procedures ging het over de vraag of Airbnb in strijd handelt met artikel 7:417 lid 4 BW door bij tweezijdige bemiddeling bij de verhuur van onroerende zaken loon in rekening te brengen aan de huurder, indien een van de opdrachtgevers van Airbnb een consument is. Om deze hoofdvraag te beantwoorden zijn negen prejudiciële vragen gesteld. De belangrijkste vragen zijn of artikel 7:417 lid 4 BW van toepassing is op kortetermijnverhuur van vakantieaccomodaties en of sprake is van bemiddeling in de zin van artikel 7:245 BW in verbinding met artikel 7:417 lid 1 BW.
De Hoge Raad begint met beantwoording van de vraag of sprake is van bemiddeling. Volgens de Hoge Raad is volgens artikel 7:425 BW voor het kunnen aannemen van bemiddeling vereist dat de tussenpersoon werkzaam is bij het tot stand brengen van een of meer overeenkomsten tussen de opdrachtgever en derden. Het gaat er dus om dat een derde overeenkomsten tussen twee of meer partijen tot strand brengt. Of hiervan sprake is hangt af van de omstandigheden van het geval. De Hoge Raad oordeelt dat een platform als Airbnb zich kenmerkt doordat via het platform overeenkomsten tot stand worden gebracht tussen gebruikers van het platform, dat de exploitant van het platform een vergoeding ontvangt bij de totstandkoming van de overeenkomst tussen gebruikers en dat gebruikers uitsluitend met elkaar in contact kunnen treden via het platform. Daarom is volgens de Hoge Raad sprake van bemiddeling in de zin van artikel 7:245 BW.
Vervolgens beantwoorde de Hoge Raad de vraag of artikel 7:417 lid 4 BW van toepassing is op de kortetermijnverhuur van vakantieaccomodaties, zoals die worden aangeboden op een online platform als dat van Airbnb. Van het antwoord op deze vraag hangt af of Airbnb bemiddelingskosten in rekening mag brengen aan de huurder. De Hoge Raad heeft bij beantwoording van de vraag gekeken naar de wetsgeschiedenis. Hieruit volgt volgens de Hoge Raad dat bij de totstandkoming van de wet niet de gedachte ten grondslag ligt dat het in zijn algemeenheid ongeoorloofd is dat een tweezijdige bemiddelaar zijn loon volgens een bepaalde verdeelsleutel in rekening brengt bij verschillende opdrachtgevers, dat artikel 7:417 lid 4 BW betrekking heeft op bemiddeling bij de huur of verhuur van een onroerende zaak die de huurder tot woonruimte dient en dat het doel van de bepaling was het tegengaan van misstanden bij bemiddeling op de woningmarkt.
Gelet hierop brengt een redelijke wetstoepassing mee dat artikel 7:417 lid 4 BW niet geldt bij bemiddeling met het oog op kortetermijnverhuur van accommodaties waarbij de huurder deze niet huurt voor bewoning.
Gelet op voorgaande is de conclusie dat Airbnb wel bemiddelingskosten in rekening mag brengen aan huurders bij kortetermijnverhuur.
Marjolein Zinkhann is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied huurrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.