Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Net als onder huidige wetgeving (Wabo), zal het onder de Omgevingswet voor bepaalde activiteiten vereist zijn een omgevingsvergunning aan te vragen bij het bevoegd gezag. In deze blog zal de procedure tot en met de aanvraag van de omgevingsvergunning onder de Omgevingswet worden besproken.
In sommige gevallen is het verstandig en nuttig als initiatiefnemer en bevoegd gezag voor het indienen van de aanvraag met elkaar overleggen. De initiatiefnemer kan het vooroverleg eveneens aanvragen via het DSO. Ook onder huidige wetgeving is vooroverleg mogelijk (of in de vorm van een principeverzoek (concept-aanvraag)). De Omgevingswet heeft net als de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen procedurebepalingen voor het vooroverleg, zodat dit vormvrij kan blijven.
De aanvrager kan de omgeving bij zijn project betrekken door aan participatie te doen. Participatie is het inwinnen van meningen over het voorgenomen project. Dit vergroot het draagvlak en voorkomt vaak bezwaren in een later stadium. Participatie moet dus al voor aanvraag van de omgevingsvergunning hebben plaatsgevonden. De aanvrager van een omgevingsvergunning zal onder de Omgevingswet verplicht zijn om bij de aanvraag aan te geven of hij aan participatie heeft gedaan en zo ja op welke manier en wat de resultaten zijn. Dit is geregeld in artikel 7.4 van de Omgevingsregeling.
Het bevoegd gezag mag echter niet weigeren om een aanvraag in behandeling te nemen, omdat er geen participatie is geweest. Ook mag het bevoegd gezag de aanvraag niet buiten behandeling laten, omdat er te weinig participatie is geweest. De bedoeling is alleen om de initiatiefnemer te stimuleren om na te denken over participatie. Op het voorgaande geldt één uitzondering: de gemeenteraad kan gevallen van activiteiten aanwijzen waarin participatie verplicht is voordat een aanvraag omgevingsvergunning kan worden ingediend. De uitzonderingen die de gemeenteraad kan aanwijzen kunnen alleen zien op buitenplanse omgevingsactiviteiten. Het voorgaande is geregeld in artikel 16.55, zevende lid, van de Omgevingswet. De beoordeling of voldoende aan participatie is gedaan, is vervolgens aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag kan – nadat de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb in de gelegenheid is gesteld het gebrek te herstellen – de aanvraag buiten behandeling laten indien de aanvrager niet voldoende aan participatie heeft gedaan.
Overheden sluiten aan op het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Het streefbeeld van het DSO is dat men met één klik op de kaart de regelgeving te zien krijgt die op die locatie van toepassing is. Ook kan een initiatiefnemer zien welke toestemmingen nodig zijn om de gewenste activiteit op die locatie uit te voeren. Via het DSO kunnen deze toestemmingen vervolgens worden aangevraagd bij het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag zal via het DSO de verzoeken ontvangen en vervolgens in behandeling nemen. Voor meer informatie over het DSO, zie ook mijn eerdere blog.
De aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de activiteit of activiteiten geheel of in hoofdzaak zullen worden verricht. Indien het een wateractiviteit betreft, kan de aanvraag in plaats van bij het college ook bij het waterschap worden ingediend (artikel 16.54 lid 1 Omgevingswet). Het bevoegd gezag stuurt na ontvangst van de aanvraag een bewijs van ontvangst (artikel 16.54 lid 3 Omgevingswet). Artikel 16.55 van de Omgevingswet in samenhang met afdeling 7.2 van de Omgevingsregeling bepaalt de aanvraagvereisten. Het omgevingsplan kan in aanvulling daarop voor de omgevingsplanactiviteit aanvullende aanvraagvereisten stellen (artikel 16.55 vierde lid Omgevingswet).
De beslistermijn begint vervolgens te lopen op het moment vanaf ontvangst van de aanvraag.
Artikel 16.57 Omgevingswet bepaalt dat het bevoegd gezag onverwijld kennis geeft van de aanvraag van een omgevingsvergunning op de in artikel 12 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze, waarin tevens de dag van ontvangst van de aanvraag wordt vermeld. Dit komt overeen met het huidige artikel 3.8 van de Wabo.
Behalve de toekomstige verplichte participatie en de aanvraag via de DSO zal een toekomstige procedure voor een aanvraag omgevingsvergunning onder de Omgevingswet niet veel verschillen van de huidige procedure onder de Wabo.
Nicky Loekemeijer is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.