Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Artikel 2:298 BW voorziet in de mogelijkheid tot ontslag van een bestuurder of commissaris bij een stichting. Bij een stichting ontbreekt vaak een vorm van interne controle. Om deze reden biedt artikel 2:298 BW de mogelijkheid dat een bestuurder of commissaris op verzoek van een belanghebbende of het openbaar ministerie door de rechtbank wordt ontslagen.
De regeling van artikel 2:298 BW is onlangs aangepast als gevolg van de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen. Het ontslag van een bestuurder kan nu eenvoudiger worden bewerkstelligd en, anders dan voorheen, is het artikel eveneens van toepassing op commissarissen.
Op grond van de oude regeling kon een bestuurder worden ontslagen indien hij in strijd handelde met de wet of de statuten, in geval van wanbeheer of wanneer hij niet voldeed aan een bevel ingevolge artikel 2:297 BW. Deze gronden zijn in de jurisprudentie beperkt uitgelegd. De oude regeling was enkel van toepassing op bestuurders. Het ontslag van een commissaris kon niet op grond van dit artikel worden verzocht. Het ontslag van een commissaris van een stichting was slechts mogelijk in een enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer (ten aanzien van stichtingen met meer dan 50 werknemers) of wanneer de statuten van de stichting hierin voorzagen.
Met de oude regeling was het volgens de minister niet altijd mogelijk om het ontslag van een bestuurder te bewerkstelligen, die het belang van de stichting zodanig schaadt dat het niet langer verantwoord was om hem als bestuurder te handhaven. De nieuwe regeling moet dit wel mogelijk maken.
De wetgever heeft aansluiting gezocht bij de criteria voor ontslag van een commissaris van een structuurvennootschap door de Ondernemingskamer (artikel 2:161 lid 2 BW). De volgende gronden kunnen leiden tot het ontslag van een bestuurder of commissaris:
Heeft u vragen over een procedure op grond van artikel 2:298 BW , neem dan contact op. Wij zijn u graag van dienst. Op de hoogte blijven? Abonneer u op onze nieuwsbrief.
Anish Sewbaransingh is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.