Praktijkgebieden: Energietransitie
In het kader van de energietransitie ontwikkelen zich in een rap tempo zonne- en windparken. Dat is een ontwikkeling die in het algemeen wordt toegejuicht. De aansluiting van deze parken op het elektriciteitsnetwerk door netbeheerders als Liander gaat echter niet altijd zonder slag of stoot. Zo weigerde Liander een aansluiting voor een windpark in Zeewolde te realiseren omdat zij van mening was daartoe niet gehouden te zijn vanwege het opknipverbod. De ACM en recentelijk het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (ECLI:NL:CBB:2021:927) oordeelden anders.
Raedthuys ontwikkelt vier windturbines in Windpark Zeewolde, een windpark met in totaal 91 windturbines. De andere windturbines op het park zijn van Eneco Wind B.V. (Eneco) en Windpark Zeewolde B.V. (WPZ).
Raedthuys verzoekt Liander om een eigen aansluiting op het elektriciteitsnetwerk voor de vier windturbines. Liander is op grond van artikel 23 Electriciteitswet (E-wet) verplicht om iedereen die daarom verzoekt aan te sluiten. Volgens Raethuys handelt Liander dan ook in strijd met deze verplichting. Liander stelt dat de windturbines van Raedthuys één productie-installatie met de windturbines van Eneco en WPZ vormen en dat Liander daarom maar één aansluiting op het park hoeft te realiseren.
Liander beroept zich daarvoor op de uitzondering van artikel 1 lid 6 van de E-wet, het zogenoemde ‘opknipverbod’. Dit verbod is volgens Liander in het leven geroepen om te voorkomen dat ontwikkelaars van grote windparken kunstmatig hun windpark ‘opknippen’ door windturbines bij verschillende rechtspersonen onder te brengen.
De ACM en het College oordelen beide dat van de uitzondering op de aansluitplicht in dit geval geen sprake is. Deze uitzondering geldt volgens het CBB slechts als de productie-installaties behoren tot eenzelfde onderneming of instelling èn die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben èn in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen. Nu de windturbines van Raedthuys niet tot dezelfde onderneming als de overige windturbines behoren is de uitzonderingsregel niet van toepassing.
Liander betoogt bovendien dat de reikwijdte van haar aansluitplicht bepaald moet worden in het licht van de veranderende maatschappelijke ontwikkelingen met betrekking tot realisatie van grote windparken. Het is volgens het CBB echter de taak van de wetgever om deze omstandigheden te betrekken in (nieuwe) wetgeving.
De verweren van Liander slagen dus niet en haar aansluitplicht blijft in stand.
Deze aansluitplicht hebben de netbeheerders trouwens ook naar consumenten die een aansluiting aanvragen. Ook daar gaat het nog al eens mis. Een bijkomende bron van geschillen is bij deze ‘kleine’ aansluitingen dat deze binnen een termijn van 18 weken moeten zijn verwezenlijkt.
Renée van Exter is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied energietransitie.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.