Praktijkgebieden: Huurrecht
Sinds 7 september 2021 ligt een conceptregeling ter consultatie die het voor woningcorporaties mogelijk maakt om meerderjarige weeskinderen tijdelijke huurcontracten van maximaal twee jaar toe te kennen. Aanleiding voor deze regeling waren diverse mediaberichten waarin de afgelopen tijd aandacht is getrokken voor de huisvesting van jongvolwassen weeskinderen in sociale huurwoningen van woningcorporaties.
Meerderjarige kinderen die bij hun ouders inwonen gelden in beginsel wettelijk gezien als medebewoner. Dit betekent dat zij niet als huurder worden aangemerkt en ook geen huurbescherming genieten. Dit kan anders zijn als sprake is van een duurzaam gemeenschappelijke huishouding tussen de ouder en de meerderjarige kinderen. Bij inwonende meerderjarige kinderen is volgens de jurisprudentie doorgaans geen sprake van een duurzaam gemeenschappelijke huishouding, omdat kinderen op een goed moment op zichzelf aan wonen. In dat geval eindigt de huurovereenkomst twee maanden na het overlijden van de ouder van rechtswege (artikel 7:268 lid 6 BW). Mocht al sprake zijn van een duurzaam gemeenschappelijke huishouding, dan moeten de meerderjarige weeskinderen zes maanden na overlijden naar de kantonrechter om toestemming te vragen of de huurovereenkomst kan worden voortgezet. Een dergelijke vordering wordt op grond van artikel 7:268 lid 3 BW in ieder geval afgewezen wanneer de meerderjarige weeskinderen niet kunnen aantonen dat sprake was van een duurzame gemeenschappelijke huishouding, ze onvoldoende financiële waarborgen bieden om de huurprijs te voldoen of geen huisvestingsvergunning kunnen overleggen of verkrijgen (indien dit vereist is). Gelet hierop, staan meerderjarige weeskinderen twee of zes maanden na het overlijden van hun ouder(s) vaak op straat.
Momenteel mogen woningcorporaties alleen huurcontracten voor onbepaalde tijd aan weeskinderen van huurders aanbieden. Het nadeel hiervan kan zijn dat de woningcorporatie daardoor bijvoorbeeld de woning niet binnen afzienbare tijd kan toewijzen aan een huishouden uit de doelgroep dat qua omvang meer aangewezen is op een woning van het formaat van de ouderlijke woning. Gelet op de schaarste op de woningmarkt, en meer specifiek de schaarste aan (geschikte) sociale huurwoningen, is de wens ontstaan om het mogelijk te maken voor woningcorporaties om aan meerderjarige weeskinderen een huurcontract voor bepaalde tijd aan te bieden.
De nieuwe conceptregeling maakt het voor woningcorporaties mogelijk om meerderjarige weeskinderen een huurovereenkomst voor maximaal twee jaar aan te bieden voor hun ouderlijke woning. In artikel 48 lid 1 van de Woningwet is bepaald dat de minister een groep mensen kan aanwijzen aan wie woningcorporaties een tijdelijke huurovereenkomst kunnen aanbieden. De minister heeft dit gedaan in artikel 22a van de Regeling toegelaten huisvolksvesting 2015. Momenteel zijn meerderjarige weeskinderen niet in dit artikel opgenomen. Daarom wordt in het voorstel een nieuwe categorie aan het artikel toegevoegd, namelijk huurders die meerderjarig zijn en waarvan hun bloedverwant in opgaande lijn in de eerste graad komt te overlijden die huurder is van een woongelegenheid van een toegelaten instelling waarvan zij medebewoners zijn. Hieruit volgt dat deze nieuwe mogelijkheid bijvoorbeeld niet geldt voor jongeren die bij hun grootouder(s) woonden.
De conceptregeling ligt tot en met 5 oktober 2021 ter consultatie. Binnen deze termijn kan op de conceptregeling worden gereageerd. De reacties waarbij door de inzender is aangegeven dat deze openbaar mag zijn, worden gepubliceerd tijdens de loop van de consultatie. Indien de regeling wordt aangenomen zal deze regeling een dag na publicatie in de Staatscourant in werking treden.
Marjolein Zinkhann is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied huurrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.