Praktijkgebieden: Bestuursrecht
In 2016 heeft de burgemeester van Amsterdam een aanwijzingsbesluit genomen door een gebied aan te wijzen waarin het verboden is zich met een groepsfiets – waaronder een bierfiets – te bevinden. Dit gebied behelst grofweg het centrum van Amsterdam. Het verbod is op 1 november 2017 in werking getreden. Een exploitant die voorheen bierfietsen verhuurde in (onder meer) het centrum van Amsterdam, heeft naar aanleiding daarvan nadeelcompensatie aangevraagd. Deze aanvraag werd door de burgemeester afgewezen. In de uitspraak van 12 mei 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:2487, gepubliceerd op 6 september 2021) oordeelt de rechtbank over deze afwijzing.
Een bestuursorgaan kan op aanvraag van degene die schade heeft geleden als gevolg van de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak een vergoeding toekennen, voor zover de benadeelde daardoor in het bijzonder en in abnormale mate wordt getroffen. Voor het toekennen van nadeelcompensatie is vereist dat de benadeelde aantoont dat hij zwaarder is getroffen dan een vergelijkbare groep (speciale last) en dat hij aantoont dat de schade uitstijgt boven het normaal maatschappelijk risico of normaal ondernemersrisico. Laatstgenoemde schade komt namelijk niet voor vergoeding in aanmerking.
Bij de beoordeling of sprake is van een speciale last, moet de last die de aanvrager draagt, worden vergeleken met de referentiegroep. De aanvrager in kwestie had aangevoerd dat zij zwaarder is getroffen dan andere ondernemers in de toeristenbranche, bijvoorbeeld borrelboten. De rechtbank is het hier echter niet mee eens. Niet de toeristenbranche als geheel, maar andere groepsfietsexploitanten vormen de referentiegroep. In vergelijking daarmee wordt de aanvrager niet zwaarder getroffen.
Bij het normaal maatschappelijk risico of normale ondernemersrisico gaat het om algemene maatschappelijke ontwikkelingen en nadelen waarmee de burger of ondernemer rekening kan houden, ook al bestaat geen concreet zicht op de omvang waarin, de plaats waar en het moment waarop deze zich concretiseren en de omvang van de nadelen die daaruit eventueel zullen voortvloeien. De vaststelling van de omvang van het normaal maatschappelijke risico is in de eerste plaats aan het bestuursorgaan, dat daarbij beoordelingsruimte toekomt. Daarbij moeten alle relevante omstandigheden van het geval in overweging worden genomen, waaronder ook de keuzes die de ondernemer zelf heeft gemaakt voor de exploitatie van zijn bedrijf. Het bestuursorgaan dient deze vaststelling naar behoren te motiveren.
De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat in onderhavig geval geen sprake was van een plotselinge ontwikkeling in het beleid. In 2014 was reeds met de aanvrager gesproken over het terugdringen van de overlast van bierfietsen in het centrum van Amsterdam en het verbieden van de bierfietsen in dit gebied is toen als optie genoemd. Daarnaast heeft de aanvrager haar bedrijfsvoering volledig gericht op de exploitatie van bierfietsen in Amsterdam. De rechtbank overweegt dat het inherent is dat hiermee een groot ondernemersrisico gepaard gaat. Bovendien heeft de aanvrager in 2014 nog een tweede bierfiets aangeschaft en beschikte zij niet over publiekrechtelijke toestemmingen.
Relevant acht de rechtbank ook nog dat het aanwijzingsbesluit een overgangsperiode van meer dan een jaar kende, waardoor de aanvrager tijd had de bedrijfsvoering aan te passen. Daarnaast had een redelijk denkende ondernemer een verbod op bierfietsen in het centrum van Amsterdam van de overheid kunnen verwachten. Onder voornoemde omstandigheden heeft de burgemeester zich volgens de rechtbank terecht op het standpunt kunnen stellen dat de geleden schade onder het normaal maatschappelijk risico valt. De burgemeester heeft de aanvraag om nadeelcompensatie dus terecht afgewezen, aldus de rechtbank.
Bij de beoordeling van het normaal maatschappelijk risico is niet van belang dat een ondernemer weet dat die ontwikkelingen komen of dat sprake is van concreet beleid. Het gaat dus niet om risicoaanvaarding. Het normaal maatschappelijk risico kent een strenger beoordelingskader, waarbij alle omstandigheden van het geval een rol kunnen spelen, dus ook wanneer bepaalde ontwikkelingen nog niet concreet zijn ingevuld, maar wel verwacht hadden kunnen worden door de ondernemer. Houd bij het doen van investeringen, zowel als ondernemer als als particulier, dus altijd rekening met bepaalde (te verwachten) ontwikkelingen waardoor de onderneming nadelig kan worden getroffen als gevolg van overheidsbesluiten.
Nicky Loekemeijer is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.