Praktijkgebieden: Huurrecht
Eerder blogden wij over de stand van zaken van de verlenging van de tijdelijke huurovereenkomst voor een woonruimte, zonder dat van rechtswege een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand komt. In deze blog wordt een update gegeven van de stand van zaken.
Aan het begin van de Coronacrisis is er een tijdelijke spoedwet “verlenging tijdelijke huurovereenkomsten woonruimte tijdens de Coronacrisis” aangenomen. Deze wet maakte het mogelijk een tijdelijke huurovereenkomst te verlengen, zonder dat van rechtswege een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand kwam. Deze wet is op 1 november 2020 vervallen. Op 23 maart 2021 heeft de Eerste Kamer een wet aangenomen, waarin een nieuwe tijdelijke coronamaatregel met betrekking tot de verlening van de tijdelijke huurovereenkomst zat (artikel IA). Deze wet is op 1 juli 2021 vervallen en er is geen nieuw koninklijk besluit genomen waarin deze wet is verlengd. Momenteel is het dus niet mogelijk een tijdelijke huurovereenkomst voor een woonruimte te verlengen op grond van Coronawetgeving, zonder dat van rechtswege een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand komt.
Op 6 juli 2021 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel “verruiming mogelijkheden tijdelijke verhuur” aangenomen. Artikel Ib van deze wet maakt het onder andere mogelijk om tijdelijke huurovereenkomsten eenmaal te verlengen met beperkte duur, tot een (totaal) maximum van drie jaar voor zelfstandige woningen en vijf jaar voor onzelfstandige woningen. Tevens maakt deze wet het mogelijk een minimum huurtermijn voor de huurder in een tijdelijke huurovereenkomst op te nemen. De wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, maar de wet wordt beoogd per 1 januari 2022 in werking te treden. Op deze websitepagina van de Eerste Kamer is de voortgang te zien.
Op 22 juli 2021 is echter een reparatiewet tijdelijke verhuur ter consultatie gelegd. Deze reparatiewet betreft het ongedaan maken van de hierboven geschetste verruiming van de tijdelijke huurcontracten. Met dit wetsvoorstel wordt de verruiming zo snel als mogelijk teruggedraaid. De beoogde inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is niet later dan 31 december 2021, dus het plan is dat de verruiming nooit van kracht zal worden.
Uit de memorie van toelichting van de reparatiewet en uit het verslag van de Eerste Kamer volgt dat tijdens de plenaire behandeling van de wet op 6 juli 2021 in de Eerste Kamer bleek dat er bij de leden van de Eerste Kamer breed gedeelde bezwaren bestaan tegen de verruiming van de mogelijkheden voor tijdelijke verhuur. De overige onderdelen van het wetsvoorstel, waaronder de opkoopbescherming waar wij eerder over blogden, konden wel op de steun van de Eerste Kamer rekenen. Om ervoor te zorgen dat het wetsvoorstel toch aangenomen zou worden, heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties toegezegd zo snel als mogelijk met een voorstel voor een reparatiewet te komen, met als doel de verruiming terug te draaien. Na deze toezegging is het wetsvoorstel aangenomen.
Pas een dag voor de behandeling van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer op 6 juli 2021 was de evaluatie van de Wet doorstroming huurmarkt gereed. De Wet doorstroming huurmarkt is de wet die het een aantal jaar terug voor het eerst überhaupt mogelijk maakte een tijdelijke huurovereenkomst voor een woonruimte te sluiten. De Eerste Kamer is van mening dat er eerst wat moet worden gedaan met de evaluatie en de bijkomende inzichten. De Eerste Kamer vindt dat de leden van de Eerste en Tweede kamer nog onvoldoende kennis hebben kunnen nemen van de evaluatie.
Op 6 augustus 2021 is de consultatie voor de reparatiewet gesloten. Er zijn vijftien openbare reacties op gekomen. Binnenkort zal de Tweede Kamer naar het wetsvoorstel kijken. Naar verwachting zal zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer het wetsvoorstel aannemen, waarmee de verruiming dus ongedaan wordt gemaakt. Waarschijnlijk zal dit gebeuren voordat de verruiming in werking is getreden op 1 januari 2022. Wellicht dat er in de toekomst nog ontwikkelingen hieromtrent plaatsvinden, als de evaluatie van de Wet doorstroming huurmarkt daar toch aanleiding en/of ruimte voor geeft.
Heeft u vragen over dit artikel of andere huurzaken, neem dan vrijblijvend contact op: zinkhann@wieringa.nl of 020 624 68 11. Op de hoogte blijven? Abonneer u kosteloos op onze nieuwsbrief.
Marjolein Zinkhann is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied huurrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.