Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden, Reorganisaties
Deze blog is onderdeel van de Serie de WHOA.
De WHOA is bijna een halfjaar geleden in werking getreden. Met de komst van de WHOA werd een nieuwe rechtsfiguur geïntroduceerd: de herstructureringsdeskundige. Inmiddels zijn er aantal uitspraken gepubliceerd over de herstructureringsdeskundige. Een mooi moment om de balans op te maken.
De wettelijke grondslag voor de aanwijzing van een herstructureringsdeskundige ligt in artikel 371 Faillissementswet. Iedere schuldeiser, aandeelhouder, ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging en de schuldenaar zelf kunnen een verzoek tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige indienen. Een dergelijk verzoek wordt toegewezen als de schuldenaar verkeert in een toestand waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat hij met het betalen van zij schulden niet zal kunnen voortgaan.
Ook moet blijken dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers hierbij gediend zijn. Als de schuldenaar het verzoek indient of de meerderheid van de schuldeisers het verzoek steunt, zal worden aangenomen dat de belangen van schuldeisers met het verzoek gediend zijn.
De herstructureringsdeskundige voert zijn taak doeltreffend, onpartijdig en onafhankelijk uit – hij of zij staat in dienst van de gezamenlijke schuldeisers. De herstructureringsdeskundige is ook niet gehouden aanwijzingen op te volgen en gaat geen overeenkomst van opdracht met verzoeker of andere belanghebbenden aan (ECLI:NL:RBMNE:2021:1113).
Onderstaand schema is een overzicht van de uitspraken die zijn gepubliceerd (per de datum van deze blog, 25 mei 2021) en betrekking hebben op het verzoek tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige. Daarbij moet worden opgemerkt dat er waarschijnlijk meer herstructureringsdeskundigen aangewezen zijn, maar dat die uitspraken (nog) niet zijn gepubliceerd.
1. Toestand
De rechtbank toetst allereerst de toestand, waarbij wordt gekeken of de schuldenaar met het betalen van zijn schulden redelijkerwijs niet zal kunnen voortgaan. In bijna alle zaken nam de rechtbank aan dat de schuldenaar in deze toestand verkeerde.
Alleen in de uitspraak van 5 maart 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:2033) oordeelde de rechtbank dat niet aan dit vereiste was voldaan. De rechtbank stelde dat verzoekster weliswaar aannemelijk had gemaakt dat zij in financiële problemen verkeerde, maar dat zij niet had aangetoond in staat te zijn aan haar lopende verplichtingen te voldoen. Daarbij werd in aanmerking genomen dat de schulden van verzoekster voornamelijk privéschulden waren.
2. Belangen van de schuldeisers
Vervolgens oordeelt de rechtbank of aannemelijk is dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers zijn gediend met de aanwijzing van een herstructureringsdeskundige. Uit de gepubliceerde uitspraken volgt dat geen van de verzoeken is afgewezen op basis van dit vereiste. Dat heeft te maken met het feit dat alle verzoeken van de gepubliceerde uitspraken van het afgelopen halfjaar zijn ingediend door schuldenaren. Indien een schuldenaar het verzoek indient, is het uitgangspunt dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers zijn gediend met de toewijzing van het verzoek.
3. Persoon van de herstructureringsdeskundige
Ten slotte toetst de rechtbank:
Op grond van het Procesreglement WHOA (hoofdstuk 3.2) zal een verzoek tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige ten minste vergezeld moeten gaan van twee tot drie namen van mogelijk te benoemen herstructureringsdeskundigen en offertes voor de kosten voor hun aanwijzing. Indien alle bij het verzoek betrokken partijen het eens zijn, kan met het noemen van één herstructureringsdeskundige en het overleggen van één offerte worden volstaan.
In de meeste uitspraken werden twee of drie offertes overgelegd en vormde de persoon van de herstructureringsdeskundige geen belemmering. Vervolgens kiest de rechtbank op basis van de overgelegde informatie. In de uitspraak van 19 januari 2021 (ECLI:NL:RBNNE:2021:111) gaf de rechtbank bijvoorbeeld de voorkeur aan persoon A ten opzichte van persoon B omdat persoon A over de juiste competenties beschikte die van belang leken voor de specifieke casus. In de uitspraak van 17 februari 2021 (ECLI:NL:RBNNE:2021:602) waren de competenties en kosten gelijk en werd gekozen voor de persoon die dichter in de buurt van de desbetreffende onderneming werkte.
Opvallend is dat in enkele uitspraken juist wél twijfels rezen over de persoon:
4. Onderneming
Een bijzondere uitspraak is die van 26 maart 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:1255). Hierin oordeelde de rechtbank dat de verzoeker niet in zijn verzoek kon worden ontvangen omdat de verzoeker geen onderneming dreef. De onderneming was sinds november 2020 gestaakt en afgewikkeld – het enige wat nog resteerde was een inschrijving in het handelsregister en de zakelijke schulden. De taak van de herstructureringsdeskundige is gelegen in het afwikkelen van de schulden van een onderneming of het herstructureren van de schulden van een onderneming. De rechtbank wees het verzoek af omdat er geen sprake was van een onderneming.
Uit de eerste uitspraken over de herstructureringsdeskundige volgt dat aan de toestand-toets (de schuldenaar verkeert in een toestand waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat hij met het betalen van zijn schulden niet zal kunnen voortgaan) geen zware (extra) vereisten worden gesteld. Wél toetst de rechtbank de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de persoon van de herstructureringsdeskundige uitgebreid. Het is daarom van belang om meerdere offertes over te leggen, competenties en vaardigheden toe te lichten en geen schijn te wekken van eerdere samenwerking met de voorgedragen personen.
Hebt u vragen over de WHOA, een herstructureringsakkoord of een dreigend faillissement? Neem gerust contact op met een van onze specialisten op het gebied van de WHOA en het insolventierecht. Wij zijn u graag van dienst!
Joël Bouman is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.