Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Op bepaalde besluiten is de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure van toepassing (afdeling 3.4 Awb). Dit betekent onder meer dat zienswijzen kunnen worden ingediend tegen het ontwerpbesluit, daarna kan het bevoegd gezag pas een definitief besluit nemen. Uit artikel 6:13 Awb volgt dat het indienen van deze zienswijze verplicht is om later beroep in te stellen bij de rechtbank. Zonder zienswijze verklaart de rechter het beroep niet-ontvankelijk. Dit is de zogenaamde personenfuik.
Verenigbaarheid Verdrag van Aarhus
De Rechtbank Limburg heeft prejudiciële vragen gesteld over de verenigbaarheid van deze personenfuik met het verdrag van Aarhus. Het Verdrag van Aarhus bevat regels over de toegang tot informatie, inspraak in de besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden. De hoogste bestuursrechter had zich al eerder op het standpunt gesteld (zonder prejudiciële vragen te stellen) dat op dit punt geen strijd met het verdrag van Aarhus bestaat. De vragen van de Rechtbank Limburg bleken echter terecht. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) heeft bepaald dat deze praktijk niet in lijn is met het verdrag van Aarhus (HvJ EU 14-01-2021).
Volgens het HvJ EU verzekert artikel 9 lid 2 van het verdrag van Aarhus een ruime toegang tot de rechter. Daarbij past niet de voorwaarde dat ontvankelijkheid van de belanghebbende afhangt van de rol die deze belanghebbende speelde in de inspraakfase zoals in artikel 6:13 Awb is bepaald.
Toepassingsbereik verdrag van Aarhus
Belangrijk is dus dat het aan te vechten besluit onder de werkingssfeer van het verdrag van Aarhus moet vallen. Bij deze beoordeling is artikel 6 bij het verdrag van Aarhus relevant. Hierin is bepaald dat het verdrag van Aarhus van toepassing is op besluiten met betrekking tot activiteiten genoemd in bijlage I bij het verdrag (bijv. aardolie- en gasraffinaderijen, intensieve varkenshouderij met meer dan 750 plaatsen voor zeugen of de aanleg van bovengrondse hoogspanningsleidingen van 220 kV of meer en langer dan 15 km)en op besluiten die niet op de lijst worden genoemd, maar die een aanzienlijk effect op het milieu kunnen hebben (vangnet-categorie). Voor deze laatste categorie is wel vereist dat dat de nationale wetgever vaststelt wat er onder deze categorie valt. De Nederlandse wetgever heeft dit echter niet gedaan. Het arrest van het HvJ EU is daarom strikt genomen alleen van toepassing op besluiten opgesomd in bijlage I bij het verdrag. In de zaak voor het HvJ EU ging het om een omgevingsvergunning voor een varkensstal. (artikel 2.1 eerste lid onder a en e Wabo: activiteit bouwen en milieu).
De Nederlandse wetgever is nu aan zet om de wetgeving te veranderen. In de tussentijd zullen bestuursrechters alvast het arrest van het HvJ EU moeten toepassen. Recent heeft de Rechtbank Gelderland dit al gedaan.
Marcel Beekman is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.