Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Een groot aantal faillissementen eindigt door opheffing wegens gebrek aan baten. Dit betekent dat de boedel van de failliet zo klein is dat de faillissementskosten (zoals het salaris van de curator) en de overige boedelschulden niet volledig kunnen worden voldaan. De curator zal dan het faillissement voordragen voor opheffing bij gebrek aan baten. De rechtbank kan op grond van artikel 16 van de Faillissementswet de opheffing van het faillissement uitspreken. Met de opheffing eindigt het faillissement en houdt de rechtspersoon op te bestaan.
Maar wat nu als u het daar als schuldeiser niet mee eens bent?
Als schuldeiser kunt u in beroep gaan tegen de opheffing van het faillissement. Voorwaarde voor een geslaagd beroep is dat u aannemelijk zult moeten maken dat er nog wel voldoende baten in het faillissement aanwezig zijn. In de zaak die onlangs aan de Hoge Raad werd voorgelegd, kwam de vraag aan de orde of de schuldeisers aan deze voorwaarde hadden voldaan.
Arrest Hoge Raad
Op 28 augustus 2012 werd het faillissement uitgesproken van de besloten vennootschap X. Het faillissement werd vervolgens op 5 maart 2019 wegens gebrek aan baten door de rechtbank opgeheven. Een aantal schuldeisers was het met deze opheffing niet eens en kwamen op grond van artikel 18 Faillissementswet in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank.
Volgens de schuldeisers zou er een succesvol beroep op bestuurdersaansprakelijkheid gedaan kunnen worden, waardoor er alsnog baten in de boedel zouden vloeien. De curator had hier volgens de schuldeisers onvoldoende onderzoek naar gedaan. Bovendien stelden de schuldeisers dat de curator gebruik had moeten maken van de mogelijkheden die hem worden geboden door de Garantstellingsregeling curatoren 2012. Deze regeling maakt het mogelijk om bij een lege boedel een voorschot te vragen voor de dekking van de kosten van een verhaalsonderzoek, een vooronderzoek naar bestuurdersaansprakelijkheid en het uiteindelijk instellen van een vordering op grond van bestuurdersaansprakelijkheid.
De curator stelde zich op het standpunt dat hij voldoende onderzoek had gedaan. Hoewel sprake was van een bewijsvermoeden van artikel 2:248 BW (zie een eerdere blog over dit bewijsvermoeden), waren er volgens hem onvoldoende gronden om de door de schuldeisers genoemde vordering succesvol in te kunnen stellen. Bovendien zou er geen uitzicht zijn op verhaal op de bestuurder. De Hoge Raad overweegt dat het hof kennelijk van oordeel is geweest dat de schuldeisers, in het licht van dit betoog van de curator, niet aannemelijk hebben gemaakt dat nog wel voldoende aanwijzingen voor verhaalsmogelijkheden bestaan. Dat oordeel is feitelijk en niet onbegrijpelijk, aldus de Hoge Raad.
De Hoge Raad gaat dan in op de mogelijkheid dat de curator een beroep doet op de garantstellingsregeling:
“Voor het verkrijgen van deze garantstelling is blijkens de Garantstellingsregeling curatoren 2012 en de toelichting daarop vereist dat sprake is van een rechtsvordering of onderzoek waarvan vooraf redelijkerwijs kan worden ingeschat dat de daaraan verbonden kosten in redelijke verhouding staan tot de te verwachten opbrengst. Het doen van een verzoek tot een garantstelling op grond van de regeling is aan de curator, die daarbij laatstgenoemde inschatting zal moeten maken.”
De Hoge Raad verwerpt aldus het beroep.
De conclusie is dat als je als schuldeiser succesvol in beroep wil gaan tegen de opheffing van een faillissement, je concreet zal moeten onderbouwen dat er sprake is of zal zijn van baten. Ben je het als schuldeiser niet eens met het optreden van de curator met betrekking tot het al dan niet uitvoeren van een onderzoek naar de oorzaken en verhaalsmogelijkheden, dan zul je dat in een eerder stadium moeten aankaarten.
Eveline Hoekstra is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.