Praktijkgebieden: Huurrecht
Eerder schreef ik een blog over het wetsvoorstel opkoopbescherming. In ditzelfde wetsvoorstel is ook de mogelijkheid opgenomen om langere tijdelijke huurcontracten te sluiten en deze tussentijds maximaal eenmaal te verlengen. Tevens is de mogelijkheid opgenomen een minimumduur af te spreken bij tijdelijke overeenkomsten. Hiermee zouden de mogelijkheden beter aansluiten bij de behoeften in de praktijk.
De huidige mogelijkheden tot tijdelijke huurovereenkomsten zijn met de Wet doorstroming huurmarkt in 2015 geïntroduceerd. Daarmee is het momenteel mogelijk om een tijdelijke huurovereenkomst voor de duur van twee jaar te sluiten voor zelfstandige woningen. Voor onzelfstandige woningen geldt dat een tijdelijke overeenkomst van de duur van vijf jaar kan worden gesloten. Deze overeenkomst kan nu slechts éénmaal worden aangeboden en niet nogmaals worden verlengd voor een tijdelijke periode. Verlenging van een tijdelijke overeenkomst resulteert in voortzetting van de huurovereenkomst voor onbepaalde tijd, waarbij de huurder huurbescherming geniet.
Omdat bij verlenging gelijk sprake is van onbepaalde tijd, kan dit ervoor zorgen dat een verhuurder niet geneigd is om de tijdelijke huurovereenkomst op verzoek van de huurder te verlengen. Vanwege de Coronacrisis was het afgelopen jaar al mogelijk om tijdelijke contracten te verlengen, op basis van de tijdelijke wet verlenging tijdelijke huurcontracten (over deze spoedwet schreven wij eerder). In de praktijk blijken zich meer situaties voor te doen waarbij toch de behoefte kan ontstaan om een tijdelijk contract te verlengen zonder dat het tijdelijke karakter van het contract verloren gaat. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan tijdelijke verhuur aan arbeidsmigranten of tijdelijke verhuur aan mensen die een langere tijd nodig hebben om een (koop)woning te vinden. Ook voor verhuurders kan het fijn zijn een aangepaste tijdelijke huurovereenkomst te sluiten, bijvoorbeeld als zij de woning willen verkopen, slopen of renoveren.
Met het wetsvoorstel wordt de mogelijkheid geboden om tijdelijke huurovereenkomsten eenmaal te verlengen met een beperkte duur, tot een (totaal) maximum van drie jaar voor zelfstandige woningen en vijf jaar voor onzelfstandige woningen. Een voorwaarde voor verlenging is dat de verhuurder heeft voldaan aan zijn aanzegplicht. Verlenging kan dus alleen plaatsvinden binnen de termijn voor aanzegging, of daarna, indien de verhuurder tijdig heeft aangezegd. Het betreft verlenging onder dezelfde voorwaarden. Het is dus niet mogelijk om de huurprijs te verhogen met een ander bedrag of percentage dan hetgeen is afgesproken in het initiële huurcontract. Daarnaast kunnen andere contractuele bepalingen zonder wederzijds goedvinden niet worden aangepast.
De maximale duur van een tijdelijke overeenkomst voor zelfstandige woningen wordt ook aangepast naar drie jaar. Voor onzelfstandige woningen blijft de maximale duur vijf jaar.
Tevens wordt de mogelijkheid geboden een minimumduur op te nemen bij tijdelijke huurovereenkomsten, waardoor de huurder voor een bepaalde periode de mogelijkheid wordt ontnomen de huurovereenkomst tussentijds te beëindigen. De verhuurder kan, zoals momenteel ook geldt, de huur enkel aan het einde van de overeengekomen huurperiode beëindigen. De toegestane minimumduur is afhankelijk van de eerste overeengekomen huurperiode en zal alleen gelden in het eerste tijdelijke huurcontract. Wanneer een huurovereenkomst van drie jaar wordt afgesproken, is de minimumduur maximaal één jaar. Wanneer een huurovereenkomst van twee jaar wordt afgesproken is dit maximaal zes maanden en wanneer een huurovereenkomst van één jaar wordt afgesproken is dit maximaal drie maanden. Als de eerste huurovereenkomst voor een kortere periode dan één jaar is gesloten kan geen minimumduur worden overeengekomen.
De bepalingen in het voorstel zijn van toepassing op huurovereenkomsten en op verlengingen die na het moment van inwerkingtreding worden overeengekomen.
Het wetsvoorstel lag van 23 november 2020 tot en met 22 december 2020 ter consultatie. Binnen deze termijn kon op het wetsvoorstel worden gereageerd. De openbare reacties zijn hier gepubliceerd. De wet wordt beoogd per 1 april 2021 in werking te treden.
Marjolein Zinkhann is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied huurrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.