Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
In juni en september blogden wij over het wetsvoorstel dat (onder meer) betalinguitstel regelt vanwege liquidideitsproblemen als gevolg van de uitbraak van het coronavirus. Deze Tijdelijke wet COVID-19 SZW en JenV is gisteren in het Staatsblad gepubliceerd en vandaag in werking getreden. Het hoofdstuk dat het betalingsuitstel wegens COVID-19 regelt, zal op 1 februari 2021 vervallen; de werking ervan kan echter telkens met ten hoogste twee maanden worden verlengd.
Vanuit de rechtspraktijk en de wetenschap is kritisch op de regeling gereageerd. Eén van de belangrijkste kritiekpunten was dat deze het risico in zich draagt dat de liquiditeitsproblemen van de schuldenaar worden afgewenteld op de schuldeiser, die daardoor zelf in liquiditeitsproblemen komt. Daarnaast zijn er forse technisch-juridische bezwaren. Desondanks is het wetsvoorstel, dat direct gepaard ging met een aansporing tot haast van de staatssecretaris, vrij geruisloos door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer geloodst. In de praktijk zal moeten blijken in hoeverre het beoogde doel van de wet (het beperken van de gevolgen van de coronacrisis voor ondernemers) wordt bereikt.
Peter Bos is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.