Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht, Ruimtelijke ordening
Op 13 oktober 2020 heeft minister Carola Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) het ‘wetsvoorstel stikstofreductie en natuurverbetering’ naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarbij verzoekt zij de Tweede Kamer in de bijbehorende kamerbrief om spoedige behandeling van het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel voorziet in de wettelijke verankering van de structurele aanpak van de stikstofproblematiek, aldus Schouten. Zo bevat het een wettelijke vastlegging van een resultaatsverplichtende doelstelling voor de reductie van de stikstofbelasting van Natura 2000-gebieden, een wettelijke opdracht om een programma met maatregelen vast te stellen om die doelstelling te realiseren en om de natuur te verbeteren en wettelijke regels over monitoring en bijsturing. Daarnaast voorziet het wetsvoorstel in een vrijstelling van de Natura 2000-vergunningplicht voor de stikstofdepositie door bouwactiviteiten.
Momenteel is het op grond van de Wet natuurbescherming verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten een project te realiseren dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Bij elk afzonderlijk bouwproject wordt nu beoordeeld of toestemming op grond van de Wet natuurlijkbescherming nodig is. Dit heeft vertraging van bouwprojecten als gevolg, wat de wooncrisis die in Nederland gaande is versterkt. Daarnaast speelt de bouwsector, volgens de memorie van toelichting, in het licht van de Coronacrisis een cruciale rol in het herstel van de economie.
Vanwege het maatschappelijke en economische belang van de bouwsector is in het wetsvoorstel een partiële vrijstelling van de Natura 2000-vergunningplicht voor de tijdelijke stikstofemissies van activiteiten in de bouwsector opgenomen. Het voorgestelde artikel 2.9a van de Wet natuurbescherming bepaalt dat de tijdelijke gevolgen van de door de bouw veroorzaakte stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden buiten beschouwing worden gelaten bij de natuurvergunning. Deze vrijstelling geldt alleen voor de bouwfase van het project en niet ook voor de gebruiksfase, waardoor er geen structurele belasting op een specifieke locatie is. Daarnaast geldt de vrijstelling alleen voor de gevolgen van de stikstofdepositie (en dus niet voor eventuele verstoring van diersoorten). Bovendien geldt de vrijstelling alleen voor bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen “activiteiten van de bouwsector”.
Met deze partiële vrijstelling wordt een aantal belangrijke belemmering voor de bouwsector weggenomen. Daarnaast verschuift de nadruk bij vergunningverlening naar de structurele uitstoot die een project in de gebruiksfase oplevert. Het gevolg hiervan is dat de regeling met name een gunstig effect heeft voor projecten die in de gebruiksfase weinig tot geen uitstoot kennen. Hierdoor draagt het bij aan de ambities van het kabinet voor klimaatneutrale en circulaire rijksinfrastructuurprojecten in 2030 en een emissiearme gebouwde omgeving in 2050, aldus de memorie van toelichting
De Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Raad van State) heeft advies uitgebracht over het wetsvoorstel. Het advies is om de regeling omtrent de vrijstelling te schrappen en een vrijstellingsregeling op te nemen die past in het licht van een geloofwaardig en structureel pakket van maatregelen tot stikstofreductie. Zo voldoet de voorgetelde vrijstellingsregeling volgens de Raad van State niet aan de eis dat moet worden uitgesloten dat als gevolg van die vrijstelling, de doelstellingen van de Habitatrichtlijn niet worden gehaald. De gewenste vrijstelling kan volgens de Raad van State dragend worden gemotiveerd door duidelijk te maken dat de emissies tijdens de bouwfase niet zullen kunnen afdoen aan het behalen van de landelijke instandhoudingsdoelstellingen. Door in de memorie van toelichting op te nemen dat het kabinet het uitgesloten acht dat het toelaten van tijdelijke emissies van activiteiten van de bouwsector met een partiële vrijstelling het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingwet in de weg kan staan, lijkt het kabinet op dit punt gehoor te hebben gegeven aan het advies van de Raad van State.
In haar kamerbrief schrijft Schouten dat ze het zeer op prijs stelt als de Tweede Kamer de behandeling van het wetsvoorstel voor het kerstreces afrondt. We houden u op de hoogte!
Marjolein Zinkhann is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.