Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
In juni 2020 blogden wij over het voorontwerp voor een Tijdelijke Betalingsuitstelwet 2020. Inmiddels is het wetsvoorstel dat (onder meer) betalinguitstel regelt vanwege liquidideitsproblemen als gevolg van de uitbraak van het coronavirus, ingediend bij de Tweede Kamer.
De kern van de regeling is gelijk gebleven:
(I) Een ondernemer die geconfronteerd wordt met een jegens hem ingediend faillissementsverzoek, krijgt de mogelijkheid om de rechtbank te vragen om de behandeling van dat faillissementsverzoek aan te houden met maximaal twee maanden. De rechtbank kan deze termijn nog eens tweemaal met twee maanden verlengen.
(II) Op dezelfde voorwaarden als gelden voor aanhouding van een faillissementsverzoek, kan een schuldenaar die wordt geconfronteerd met beslaglegging of met de executie van een zekerheidsrecht of beslag aan de voorzieningenrechter vragen om de executie te schorsen of het beslag op te heffen.
De gevolgen van de nieuwe regeling kunnen zeer verstrekkend zijn. Op het voorontwerp is dan ook kritisch gereageerd. Eén van de belangrijkste kritiekpunten was dat de regeling het risico in zich draagt dat de liquiditeitsproblemen van de schuldenaar worden afgewenteld op de schuldeiser, die daardoor zelf in liquiditeitsproblemen komt. Om aan die kritiek tegemoet te komen, is in het wetsvoorstel een nieuw artikel 2.2, zevende lid, opgenomen:
"Bij de toewijzing van het verzoek tot aanhouding, bedoeld in het eerste lid, kan de rechtbank op verzoek van de schuldeiser of schuldeisers, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, dan wel ambtshalve zodanige bepalingen maken, als zij nodig oordeelt ter beveiliging van de belangen van de genoemde schuldeiser of schuldeisers"
Deze bepaling is zowel bij verzoeken tot aanhouding van faillissementsverzoeken als bij verzoeken tot schorsing of opheffing van een beslag van toepassing.
In de toelichting op de bepaling staat dat deze de rechtbank de mogelijkheid geeft om de belangen van de schuldeiser te behartigen. Daarbij kan onder meer worden gedacht aan een bevel aan de schuldenaar om de schuldeiser en de rechtbank regelmatig te informeren over de stappen die hij maakt in de verbetering van zijn situatie. Een dergelijk bepaling stelt de schuldeiser in staat enig zicht te houden op de situatie. Als niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor de aanhouding, kan de schuldeiser de rechtbank vragen om de behandeling van de faillissementsaanvraag niet langer aan te houden dan wel het geschorste of opgeheven beslag te doen herleven.
De regeling zal in beginsel op 1 december 2020 alweer vervallen, maar de geldigheid kan tot kort voor het verstrijken van de termijn steeds met maximaal twee maanden worden verlengd.
De Tweede Kamer heeft de behandeling van het wetsvoorstel voortvarend ter hand genomen. Wij houden u op de hoogte.
Peter Bos is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.