Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Dat is het uitgangspunt van artikel 6:9 lid 1 Awb. Een bezwaar- of beroepschrift is op grond van lid 2 van dit artikel ook tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en binnen een week na het einde van de termijn is ontvangen. Tot voor kort gold dit alleen indien het poststuk verzonden werd via PostNL. Volgens vaste jurisprudentie geldt dan als de datum van ontvangst, het moment waarop het stuk in de brievenbus van PostNL wordt gedaan, of als een verzending aan PostNL wordt aangeboden (zoals bij aangetekend verzenden gebeurt). Recentelijk heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) de uitleg van artikel 6:9 lid 2 Awb echter in lijn gebracht met Europees recht.
De reden voor de wijziging van de koers van de CRvB is het arrest van het Hof van Justitie van de Europese unie (HvJ) van 27 maart 2019. Hierin is bepaald dat een vergelijkbare Poolse regeling in strijd was met artikel 7 van de richtlijn 2008/6. In deze regeling werd de afgifte van een processtuk in het daartoe aangewezen postkantoor (dit is dus net als in Nederland niet bij alle postdiensten mogelijk) erkend als gelijkwaardig aan de indiening van het processtuk bij de betrokken rechterlijke instantie. De genoemde richtlijn heeft tot doel om de interne markt voor postdiensten te perfectioneren. Het toekennen van een exclusief of bijzonder recht aan één postdienst is daarmee in strijd.
Door dit arrest van het HvJ over de vergelijkbare Poolse regeling heeft het CRvB bepaald dat de Nederlandse toepassing van de verzendtheorie niet langer houdbaar is. Het CRvB oordeelt in de uitspraak dat onder verzending per post in de zin van artikel 6:9 lid 2 Awb, niet langer uitsluitend verzending via PostNL zal worden volstaan, maar ook via andere bij de ACM geregistreerde postbedrijven.
Als het bezwaar- of (hoger)beroepschrift, in een zaak waarin het CRvB het hoogste rechtscollege is, dus voor het einde van de termijn bij een andere postaanbieder dan PostNL ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen door de betreffende ontvanger, dan zal dit alsnog als tijdig worden beschouwd. Overigens had het voorgaande in deze zaak niet het gewenste eindresultaat, omdat belanghebbende in deze zaak niet aannemelijk kon maken dat het stuk voor het einde van de termijn bij de postdienst (Falk Post) was gebracht. Dit geeft aan hoe belangrijk het is om altijd te zorgen dat een bewijs van verzending van het poststuk kan worden overgelegd.
De verwachting is uiteraard dat de andere hoogste bestuurscollege zoals de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State het CRvB spoedig zullen volgen.
Marcel Beekman is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.