Praktijkgebieden: Financiering en zekerheden
Op 2 juni 2020 is het langverwachte Wetsvoorstel opheffing verpandingsverboden bij de Tweede Kamer ingediend. Minister Dekker (voor rechtsbescherming) wil een streep zetten door het gebruik van zogeheten verpandings- en cessieverboden om de kredietverlening aan bedrijven te stimuleren en daarmee een impuls te geven aan nieuwe investeringen, groei en innovatie. Alleen al voor het midden- en kleinbedrijf zou dit kunnen leiden tot een extra kredietruimte van bijna € 1 miljard, aldus de Vereniging van Banken en de Factoring & Asset Based Financing Association Netherlands.
Huidig recht
Contractsvrijheid is een belangrijk uitgangspunt in het contractenrecht. Het staat partijen in beginsel vrij om te beslissen met wie en waarover zij een overeenkomst sluiten. Naar huidig recht brengt contractsvrijheid met zich dat verpanding en overdracht (cessie) van vorderingsrechten mogelijk is, maar ook door een beding tussen partijen kan worden uitgesloten (art. 3:83 jo. 3:98 BW). In de praktijk is dit laatste regelmatig het geval. Redenen hiervoor zijn dat een schuldenaar niet graag met nieuwe onbekende schuldeiser wil worden geconfronteerd en behoefte heeft aan een vast betalingsadres.
De keerzijde is dat verpandings- en cessieverboden een grote rem zetten op de kredietverlening aan met name het midden- en kleinbedrijf, doordat deze bedrijven hun uitstaande vorderingen niet als onderpand voor een lening kunnen gebruiken of aan een factormaatschappij kunnen overgedragen. Dat belemmert de kredietverlening aan bedrijven en kan er zelfs toe leiden dat zij onnodig met liquiditeitsproblemen kampen. Juist in deze economisch onzekere tijden is verruiming van kredietmogelijkheden en de liquiditeitspositie van groot belang voor veel midden- en kleinbedrijven, vindt de minister. Het wetsvoorstel biedt daarvoor uitkomst.
Nieuwe regeling in het kort
Het wetsvoorstel beoogt dat aan artikel 3:83 BW een nieuw derde wordt toegevoegd:
‘Uitsluiting van de overdraagbaarheid of verpandbaarheid is niet mogelijk als het een geldvordering op naam betreft die voortkomt uit de uitoefening van een beroep of bedrijf. Een beding tussen schuldeiser en schuldenaar dat ertoe strekt de overdraagbaarheid of verpandbaarheid van een dergelijke geldvordering geheel of gedeeltelijk uit te sluiten dan wel vervreemding of verpanding ervan tegen te gaan, is nietig.’
De overdraagbaarheid of verpandbaarheid van zakelijke geldvorderingen van bedrijven die voortkomen uit de uitoefening van een beroep of bedrijf kunnen straks niet meer contractueel door een beding tussen schuldeiser en schuldenaar worden uitgesloten. Uit de memorie van toelichting blijkt dat niet vereist is dat beide partijen bij de overeenkomst een professionele hoedanigheid hebben. Ook vorderingen op particulieren kunnen onder dit wetsvoorstel vallen indien de vorderingen door een onderneming zijn verkregen in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Geldvorderingen van particulieren (als zij niet handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf) vallen buiten het bereik van dit wetsvoorstel.
Het nieuwe lid van artikel 3:83 BW is van dwingende aard en bepaalt dat elk goederenrechtelijk dan wel verbintenisrechtelijk beding in strijd met deze bepaling nietig is.
Tot slot
De inwerkingtreding van het wetsvoorstel is nog onbekend. Het wetsvoorstel staat ook niet op de lijst van spoedeisende wetsvoorstellen die vanwege de coronacrisis met voorrang worden behandeld. Desondanks is juist nu verruiming van kredietmogelijkheden en de liquiditeitspositie voor veel midden- en kleinbedrijven van groot belang en is het dus wenselijk dat het wetsvoorstel snel wordt aangenomen. Wij houden u op de hoogte.
Eveline Hoekstra is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied financiering en Zekerheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.