Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Op 22 juni 2020 is het wetsvoorstel Wet collectieve warmtevoorziening in consultatie gegaan. Dit wetsvoorstel regelt met het oog op een duurzame gebouwde omgeving de regiefunctie van gemeenten binnen de wijkgerichte aanpak om woningen aardgasvrij te maken.
Doel en aanleiding Op grond van artikel 2 Klimaatwet staat Nederland voor de opgave om 95% minder CO2 uit te stoten in 2050 ten opzichte van 1990. Deze doestelling is in 2019 in het Klimaatakkoord, gesloten tussen overheid, bedrijven en maatschappelijke organisaties, o.a. vertaald in een grote ambitie voor verduurzaming van de gebouwde omgeving in Nederland. Volgens de ontwerp toelichting op het wetsvoorstel is hierbij de warmtevoorziening cruciaal en dient deze nagenoeg volledig CO2-neutraal worden. In het Klimaatakkoord is hiervoor een stapsgewijze aanpassing van ruim 7 miljoen huizen en 1 miljoen gebouwen opgenomen, inhoudende dat wijk voor wijk zal worden aangepakt met een regierol voor gemeenten. Collectieve warmtesystemen zullen hierin naar verwachting een substantieel aandeel hebben.
Een collectief warmtesysteem is een systeem waarbij één of meer warmtebronnen door middel van een warmtenet ontsloten worden voor de levering van warmte aan verbruikers. Momenteel is ongeveer 5,5% van de Nederlandse huishoudens aangesloten op een collectief warmtesysteem. Volgens de toelichting is in potentie een groei mogelijk naar 20-25% van de huishoudens in 2050.
Meer specifiek wordt met het wetsvoorstel het volgende nagestreefd:
Wetsvoorstel Het wetsvoorstel bevat regels omtrent de besluitvorming over collectieve warmtesystemen en de totstandkoming en de exploitatie van die systemen. Het college van burgemeester en wethouders spelen hierin een cruciale rol: het college bepaalt, als onderdeel van de wijkgerichte aanpak, waar en wanneer er in haar gemeente een collectief warmtesysteem als alternatief voor warmtevoorziening met behulp van aardgas mogelijk is.
Ex artikel 2.1 stelt het college hiervoor een warmtekavel vast. Een warmtekavel is een aaneengesloten gebied binnen een of meerdere gemeenten waarvoor een warmtebedrijf kan worden aangewezen. De omvang van de warmtekavel moet o.a. zodanig zijn dat een warmtebedrijf een collectief warmtesystem op doelmatige wijze kan aanleggen en exploiteren en waarvan de leveringszekerheid voldoende wijze kan worden gewaarborgd.
Op zo’n warmtekavel is het ex artikel 2.2 verboden om zonder aanwijzing van het college warmte te transporteren en te leveren aan gebruikers, tenzij sprake is van een collectief warmtesysteem van ten hoogste 10 kleinverbruikers. Het college kan op aanvraag een warmtebedrijf voor minimaal 20 en maximaal 30 jaar aanwijzen die de exclusieve bevoegdheid heeft om de warmte te transporteren en te leveren. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) stelt ex artikel 7.2 voor een reguleringsperiode van minimaal 3 en maximaal 5 jaar de maximale tarieven vast.
Het toezicht op de naleving van de wet is ex artikel 9.1 gedeeltelijk belegd bij de ACM en gedeeltelijk bij het college. Het toezicht van de ACM richt zich met name op de uitvoering van de wettelijke taken en verplichtingen van warmtebedrijven ten aanzien van de levering van warmte, de bepalingen met betrekking tot de leveringszekerheid, duurzaamheid en CO2-normen en op de verplichtingen van warmtebedrijven met betrekking tot de tariefregulering. Het toezicht van het college richt zich op de overige bepalingen uit de wet, zoals het verbod om zonder aanwijzing warmte te transporteren en te leveren.
Vervolg Het wetsvoorstel ligt van 22 juni tot en met 7 augustus 2020 ter consultatie. Binnen deze termijn kan eenieder op het wetsvoorstel reageren. De reacties op het voorstel zullen worden gepubliceerd. Na afloop van de consultatieperiode worden alle reacties bekeken en kan het wetsvoorstel worden aangepast. De wet wordt beoogd per 1 januari 2022 in werking te treden.
Dominique de Haas is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.