Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
De minister voor Rechtsbescherming heeft op donderdag een voorontwerp ter internetconsultatie voorgelegd voor een Tijdelijke Betalingsuitstelwet 2020. De internetconsultatie, die bedoeld is om een ieder de gelegenheid te geven om commentaar te leveren voordat het wetgevingsproces begint, duurt slechts zeven dagen, tot 11 juni 2020. De toelichting geeft niet aan wanneer de wet in werking zou moeten treden, maar dat zal vermoedelijk zeer spoedig zijn. De wet zal in beginsel op 1 oktober 2020 alweer vervallen, maar de geldigheid kan tot kort voor het verstrijken van de termijn steeds met maximaal twee maanden worden verlengd. Gelet op de uitleg die de minister geeft voor de korte geldigheidsduur, lijkt zo’n verlenging nu ook al verwacht te worden.
In het kort
Het doel van de tijdelijke wet is om ondernemers te behoeden voor vermijdbare faillissementen en voor verhaalsacties van schuldeisers en om de economische schade als gevolg van de coronacrisis zoveel mogelijk te beperken. De wet geeft de rechter de mogelijkheid om de behandeling van faillissementsverzoeken aan te houden en andere verhaalsacties te schorsen.
Gevolgen van coronamaatregelen
Als gevolg van de coronamaatregelen van de overheid hebben veel ondernemers opdrachten verloren (o.a. de evenementenbranche en de reissector) of hebben zij moeten besluiten om de bedrijfsvoering geheel of gedeeltelijk stil te leggen (o.a. de horeca en de detailhandel). Gevolg is dat veel ondernemers in de komende periode in liquiditeitsnood dreigen te komen.
De overheid heeft daarom verschillende maatregelen genomen die de liquiditeitsproblemen van ondernemingen moeten verlichten. Daarnaast verlenen banken op grote schaal uitstel van betaling, zijn rechtbanken terughoudend bij de behandeling van beslagrekesten en faillissementsverzoeken en schorten deurwaarders beslagen op inboedel op. Ook veel marktpartijen zijn coulant, maar niet allemaal. Om te voorkomen dat één schuldeiser via een faillissementsverzoek of verhaalsactie een betalingsregeling frustreert en probeert ‘voor te dringen’ op de rest, komt de minister met dit voorontwerp. De regeling heeft wat weg van een tijdelijke versie van de afkoelingsperiode die is voorzien in de Wet homologatie onderhands akkoord, waarvoor het wetsvoorstel op dit moment bij de Eerste Kamer ligt en waarover wij eerder blogden.
Kern van de regeling
De regeling kent twee kernelementen: (I) de mogelijkheid van aanhouding van een faillissementsverzoek met maximaal zes maanden en (II) de mogelijkheid van schorsing van individuele executies of opheffing van beslagen.
Een ondernemer die geconfronteerd wordt met een jegens hem ingediend faillissementsverzoek, krijgt de mogelijkheid om de rechtbank te vragen om de behandeling van dat faillissementsverzoek aan te houden met maximaal twee maanden. De rechtbank kan deze termijn nog eens tweemaal met twee maanden verlengen.
De rechtbank zal een aanhoudingsverzoek – net als gebruikelijk is bij het faillissementsverzoek zelf – summierlijk toetsen en slechts toewijzen als aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
Als de rechtbank de behandeling van het faillissementsverzoek aanhoudt, krijgt de schuldenaar automatisch uitstel van betaling van reeds opeisbare schulden jegens de schuldeiser die het faillissementsverzoek had gedaan. Zolang de aanhouding voortduurt, mag de schuldeiser de overeenkomst met de schuldenaar niet beëindigen, opschorten of ontbinden op grond van het reeds bestaande verzuim. Daarnaast kan de rechtbank bepalen dat de schuldeiser ook geen andere verhaalsacties mag uitoefenen.
Als het faillissement later alsnog zou volgen, kan de curator de tijdens de aanhouding verrichte betalingen niet, zoals gebruikelijk, vernietigen met een beroep op de faillissementspauliana van artikel 47 Faillissementswet. Ook het normale verrekeningsverbod van artikel 54 Faillissementswet is gedurende de tijd van de aanhouding niet van toepassing op ontvangsten en betalingen in het kader van de gebruikelijke kredietrelatie van de schulenaar met zijn bank. In de conceptmemorie van toelichting wordt erop gewezen dat dit niet wegneemt dat de ondernemer gedurende de aanhouding verkeert in een toestand van een dreigend faillissement en zich moeten richten op de belangen van de gezamenlijke schuldeisers. Als het faillissement toch volgt en blijkt dat de ondernemer in de aanloop van het faillissement één of meerdere specifieke schuldeisers heeft bevoordeeld ten nadele van de overige schuldeisers, is nog steeds denkbaar dat de curator transacties vernietigt op grond van artikel 42 Faillissementswet of bestuurders aansprakelijk stelt voor de daardoor ontstane schade.
Op dezelfde voorwaarden als gelden voor aanhouding van een faillissementsverzoek, kan een schuldenaar die wordt geconfronteerd met beslaglegging of met de executie van een zekerheidsrecht of beslag aan de voorzieningenrechter vragen om de executie te schorsen of het beslag op te heffen. Daarvoor is niet vereist dat er al een faillissementsverzoek aanhangig is. Wel is nodig dat de schuldenaar aantoont dat de schorsing of opheffing noodzakelijk is om zijn onderneming te kunnen voortzetten.
Tot slot
De voorgestelde regeling is zeer ingrijpend. Het ligt voor de hand dat daar het nodige commentaar op zal komen. Zo lijkt de ‘automatische straf’ dat de schuldeiser wiens faillissementsverzoek wordt aangehouden, zelf de overeenkomst met de schuldenaar niet zou mogen opschorten of ontbinden, disproportioneel. Ook de voorziening voor opheffing van beslagen kan onbedoelde, te verregaande effecten hebben; de mogelijkheid van ‘herleving’ van zulke beslagen lijkt niet erg doordacht. Artikel 4 van het voorontwerp bevat bovendien een typo. Belangrijk is ook dat niet is bepaald welke afweging de rechter moet maken aan wie wordt gevraagd een executie te staken. Voor de continuïteit van de onderneming van de schuldeiser kan het net zo noodzakelijk zijn dat de executie doorgaat als het voor de continuïteit van de onderneming van de schuldenaar noodzakelijk is dat de executie wordt gestaakt. Hoe zo'n botsing van belangen moet worden opgelost, wordt niet duidelijk. Het is misschien niet anders met noodwetgeving als deze, maar het is wel nodig dat voorafgaand aan de inwerkingtreding nog zoveel mogelijk onvolkomenheden worden gecorrigeerd.
Wij houden u op de hoogte van het wetgevingsproces en de aanpassingen die de komende weken in de regeling worden aangebracht.
Peter Bos is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.