Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Door de corona-maatregelen is het betaald-voetbalseizoen 2019/2020 ten einde en worden er tot 1 september geen wedstrijden gespeeld. Als gevolg hiervan heeft het bestuur van de KNVB een aantal lastige besluiten moeten nemen, waaronder het besluit welke clubs promoveren en degraderen. Op 24 april 2020 besloot het KNVB-bestuur dat er dit jaar geen promotie en degradatie plaatsvindt. Dit bracht veel teweeg in (voetballend) Nederland. Voetbalclubs Cambuur Leeuwarden en De Graafschap, die eerste en tweede stonden in de tweede divisie, spanden een kort geding aan tegen de KNVB. Gisteravond deed de voorzieningenrechter uitspraak en stelde de KNVB in het gelijk. In deze blog leest u een juridische analyse van de uitspraak.
De KNVB is een vereniging en heeft daarom op grond van artikel 2:26 BW rechtspersoonlijkheid. De organen van de KNVB – denk aan het bestuur, de raad van commissarissen en de algemene ledenvergadering – kunnen besluiten nemen. In dit geval nam het bestuur het besluit. In beginsel is een voetbalclub als lid van de vereniging hier aan gebonden. Het is echter mogelijk om een besluit van een orgaan van een rechtspersoon te laten toetsen. Partijen die betrokken zijn bij het besluit, zoals in dit geval Cambuur en De Graafschap, kunnen de rechtbank vragen het besluit nietig te verklaren of te vernietigen. Hebben partijen een spoedeisend belang, dan kunnen zij in een kort geding vragen om de schorsing van het besluit.
Nietigheid en vernietigbaarheid
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen nietigheid en vernietigbaarheid. Is een besluit nietig, dan is het vanaf het moment dat het genomen wordt ongeldig. Het besluit wordt geacht nooit te hebben bestaan. Een besluit kan ook vernietigbaar zijn. Een vernietigbaar besluit bestaat in beginsel wel en is ook geldig, totdat een beroep op de ongeldigheid wordt gedaan. Op het moment dat het besluit wordt vernietigd, verliest het zijn gelding met terugwerkende kracht. Zowel de nietigheid als de vernietigbaarheid gaan dus terug tot het moment waarop het besluit is genomen.
Een besluit is nietig wanneer het besluit in strijd is met de wet of de statuten (artikel 2:14 BW). In het kort geding werd niet aangevoerd dat het besluit van de KNVB nietig was. Wel stelden Cambuur en De Graafschap dat het besluit vernietigbaar is (artikel 2:15 BW). Een besluit is in drie gevallen vernietigbaar:
Strijd met de wettelijke of statutaire bepalingen die de totstandkoming van besluiten regelen (i) en strijd met een reglement (ii)
Een besluit is allereerst vernietigbaar indien dit wordt genomen door een orgaan dat niet bevoegd is het besluit te nemen op grond van de wet en de statuten. Zou bijvoorbeeld in de statuten staan dat de algemene ledenvergadering een besluit neemt over de promotie en degradatie, dan zou het door het KNVB-bestuur genomen besluit vernietigd kunnen worden. Datzelfde geldt voor besluiten die in strijd zijn met de reglementen van de KNVB. Cambuur en De Graafschap stellen daarom dat het besluit in strijd is met de statutaire bepalingen over de totstandkoming van besluiten en de reglementen. Daarbij verwijzen ze naar artikel 1 lid 6 van het Reglement wedstrijden betaald voetbal, waarin staat ‘Het bestuur betaald voetbal beslist in gevallen, waarin dit reglement niet voorziet’. Omdat in artikel 1 van het Promotie- en degradatieregeling staat beschreven dat de eerste plek en de runner-up promoveren, mag het KNVB-bestuur volgens de clubs niet zelfstandig beslissen maar moet zij zich aan de reglementen houden.
De rechter oordeelt anders. Volgens hem beschrijven de twee reglementen alleen de situatie waarin een reguliere competitie eindigt. In artikel 12 van de Promotie en degradatieregeling is de volgende bepaling opgenomen: In gevallen waarin niet is voorzien of waarin op grond van bijzondere omstandigheden naar de mening van het bestuur betaald voetbal afwijking noodzakelijk is (…), beslist het bestuur betaald voetbal. Omdat er in de reglementen niks is opgenomen over de promotie en degradatie bij een ingekorte competitie, had het KNVB-bestuur de bevoegdheid om zelfstandig een besluit te nemen. Daarom is het besluit niet in strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die de totstandkoming van besluiten regelen en ook niet in strijd met de reglementen. Op deze gronden kan de rechter het besluit niet vernietigen.
Strijd met redelijkheid en billijkheid (ii)
De rechter kan het besluit vervolgens vernietigen wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid. Bij deze toetsing geldt als uitgangspunt dat de rechter – ook een voetballiefhebber, zo bleek tijdens de zitting – niet op de stoel kan gaan zitten van het KNVB-bestuur. Bij het nemen van het besluit heeft het KNVB-bestuur een eigen verantwoordelijkheid bij het afwegen van verschillende belangen. De rechter kan slechts ‘marginaal’ of terughoudend toetsen. Dat houdt in dat de rechter niet kan oordelen over de inhoud van het besluit maar zich alleen kan afvragen of het KNVB-bestuur in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen.
Cambuur en De Graafschap voeren aan dat zowel de procedure tot het nemen van het besluit als de inhoud van het besluit in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid. De rechter gaat ook hier niet in mee. Het genomen besluit is naar haar inhoud niet zo onredelijk dat het teruggedraaid moet worden. De KNVB moest een besluit nemen, niets doen was geen optie. Daarbij zijn de belangen van alle clubs meegewogen. Dat er clubs zijn die door het besluit in hun belangen zouden worden geschaad, is niet voldoende om het besluit onredelijk te achten. Ook de totstandkoming van het besluit is niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid. De KNVB heeft een peiling gehouden onder de betaald-voetbalclubs, maar was niet gebonden aan de uitkomst van deze peiling. Het KNVB-bestuur heeft zichzelf hierdoor beslisruimte gegund. Omdat hij de formele bevoegdheid had om te beslissen en deze bevoegdheid heeft behouden, is er geen sprake van een gebrekkige procedure. Dat was anders geweest als het bestuur een stemming had georganiseerd.
De rechter stelt de KNVB dus in het gelijk. Vervelend voor Cambuur en De Graafschap, maar in de woorden van de advocaat van de KNVB ‘welk besluit de KNVB ook had genomen, het was bekend dat in ieder geval enkele van de betaald voetbalclubs in hun belangen zouden worden geschaad’. Omdat de belangen zorgvuldig zijn afgewogen en het KNVB-bestuur formeel bevoegd was, is het in dit geval logisch dat de rechter het besluit niet terugdraait.
Joël Bouman volgde de mondelinge behandeling en de mondelinge uitspraak. Zodra het vonnis wordt gepubliceerd verschijnt het hier:
Inmiddels is het vonnis gepubliceerd en vindbaar via deze link.
Joël Bouman is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.