Praktijkgebieden: Ruimtelijke ordening, Vastgoed
Bij besluit van 19 december 2018 heeft de gemeenteraad van Amsterdam het aangepaste warmteplan Sluisbuurt 2018 vastgesteld. Het warmteplan Sluisbuurt legt de aansluitplicht in de Sluisbuurt op het warmtenet van Westpoort Warmte vast op basis van de retourwarmte uit het Oostelijk Havengebied. Hoofdstuk 4 van dit warmteplan regelt de wijze waarop afwijking van de aansluitplicht mogelijk is. De Stichting ter bevordering van de Fossielvrij-beweging en de Stichting ter bevordering van de Fossielvrij-beweging in Amsterdam, Noord-Holland en daarbuiten kunnen zich niet vinden in deze afwijking en hebben daarom beroep ingesteld tegen het warmteplan. Zij verzoeken in beroep om de vernietiging van hoofdstuk 4. Bij uitspraak van 24 april 2020 heeft rechtbank Amsterdam het beroep van de stichtingen gegrond verklaard.
Ontvankelijkheid De ontvankelijkheidsvraag van de beroepen is een kwestie van openbare orde, waardoor de rechtbank verplicht is om – ook zonder dat partijen hier een geschil over hebben – te beoordelen of de stichtingen belanghebbend zijn bij het besluit (artikel 1:2 Awb) én of sprake is van een appellabel besluit (artikel 1:3 Awb). Met andere woorden, de rechtbank moet voordat een inhoudelijke beoordeling plaatsvindt, beoordelen of de stichtingen wel in beroep kunnen tegen het warmteplan.
De rechtbank merkt de stichtingen aan als belanghebbende en overweegt dat het instellen van het beroep past binnen hun bijzondere doelstellingen en feitelijke werkzaamheden. Zo hebben de stichtingen als statutair doel o.a. om de maatschappelijke legitimiteit van kolen-, olie- en gasbedrijven weg te nemen en om alternatieve aanwending van investeringen en middelen te bewerkstelligen om daarmee de transitie naar een duurzame economie gebaseerd op hernieuwbare energie te versnellen. De stichtingen ontplooien ook feitelijk activiteiten op dit gebied.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat het warmteplan een besluit is in de zin van de Awb. Het warmteplan is een publieke rechtshandeling, waarbij het rechtsgevolg is dat een aansluitplicht ontstaat. Het besluit concretiseert de ligging en de kenmerken van een warmtenet en bevat geen eigen normstelling. Het warmteplan moet dan ook worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking.
De stichtingen zijn ontvankelijk en de rechtbank beoordeelt de beroepen inhoudelijk.
Gelijkwaardigheid in warmteplan Op grond van artikel 6.10 lid 3 Bouwbesluit 2012 moet een te bouwen bouwwerk met een of meer verblijfsgebieden worden aangesloten op het in een warmteplan bedoelde distributienet voor warmte indien de aansluitkosten niet hoger zijn dan bij een aansluitafstand van 40 meter (de aansluiting op een warmtenet). Deze aansluitplicht geldt alleen als het in het warmteplan gepland aantal aansluiting nog niet is bereikt. Artikel 1.3 lid 1 Bouwbesluit (de gelijkwaardigheidsbepaling) regelt daarnaast dat niet aan de aansluitplicht hoeft te worden voldaan, indien het bouwwerk of het gebruik daarvan anders dan door toepassing van het desbetreffende voorschrift ten minste dezelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt. Op grond van lid 3 moet een gelijkwaardige oplossing voor een aansluiting op het distributienet voor warmte ten minste dezelfde mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu hebben als wordt bereikt met de in het warmteplan voor die aansluiting opgenomen mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu. Beslissend is dus niet de bereikte, maar de in het warmteplan geplande mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu.
In het beroep staat de vraag centraal of en, zo ja, hoe een warmteplan een eigen invulling mag geven aan het begrip gelijkwaardigheid in artikel 1.3 van het Bouwbesluit. Volgens de gemeenteraad heeft de wetgever hem de vrijheid gegeven om de afbakeningsmethode te kiezen. De rechtbank oordeelt anders, namelijk:
De rechtbank concludeert dan ook dat hoofdstuk 4 van het warmteplan Sluisbuurt in strijd is met het Bouwbesluit. De gemeenteraad is door het stellen van een norm die de toetsing aan de gelijkwaardigheid beperkt, buiten de hem toekomende bevoegdheid getreden. De rechtbank vernietigt het warmteplan en verklaart het beroep gegrond.
Hoe nu verder? Hoofdstuk 4 van het warmteplan Sluisbuurt is door de rechtbank vernietigd, waardoor dit hoofdstuk geen gelding meer heeft. De overige hoofdstukken uit het warmteplan zijn wél van toepassing. Dit geldt voor de omschrijving in hoofdstuk 2 van het aan te leggen warmtenet en de aansluiting van de nieuwbouwwijk hierop en voor de mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu uit hoofdstuk 3. Deze normen moeten dan ook worden nageleefd. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van gelijkwaardigheid is echter het Bouwbesluit leidend.
Tegen de uitspraak van de rechtbank kan uiteraard nog hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Dominique de Haas is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vastgoed.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.