Praktijkgebieden:
Door de maatregelen die zijn getroffen om de coronacrisis te beteugelen, komen veel ondernemingen in financiële problemen. De overheid neemt veel maatregelen om deze ondernemingen te ondersteunen zodat de schade aan de economie beperkt kan worden. In artikel 107 lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is echter een verbod opgenomen op onrechtmatige staatssteun. De achterliggende gedachte is dat de mededinging in de interne markt verstoord kan worden wanneer publieke autoriteiten voordelen aan bepaalde ondernemingen toekennen.
Om deze steun juridisch mogelijk te maken heeft de Europese Commissie een ‘tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige COVID-19 uitbraak’ aangenomen. Hierin wordt aan lidstaten de benodigde flexibiliteit geboden om de economie te ondersteunen tijdens de coronacrisis. Ook decentrale overheden kunnen gebruik maken van het tijdelijke steunkader. Zoals de titel al aangeeft, is de kaderregeling tijdelijk, in ieder geval tot eind december 2020, van kracht. Voor die datum zal de Europese Commissie beoordelen of de kaderregeling moet worden verlengd.
Op grond van deze tijdelijke kaderregeling heeft de Europese Commissie bijvoorbeeld een Nederlandse regeling goedgekeurd waarin is geregeld dat de Nederlandse overheid garant staat voor leningen aan bedrijven in moeilijkheden door de coronacrisis. Het totale maximale budget voor deze regeling is 10 miljard euro.
De basis voor de tijdelijke kaderregeling is artikel 107 lid 3 onder b van het VWEU. Op grond van dit artikellid kunnen steunmaatregelen als verenigbaar met de interne markt worden verklaard “om een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat op te heffen”. De volgende vijf vormen van steun worden blijkens de tijdelijke kaderregeling geacht verenigbaar te zijn met de interne markt op grond van artikel 107 lid 3 onder b VWEU:
1. Rechtstreekse subsidies en selectieve belastingvoordelen
Overheden kunnen steun verlenen aan ondernemingen met een plotseling tekort aan liquiditeit. Hiertoe kunnen overheden regelingen opzetten om aan een onderneming maximaal € 800.000 (bruto),- (randnummer 22) toe te kennen in de vorm van rechtstreekse subsidies, terugbetaalbare voorschotten of belasting- of betalingsvoordelen. Ten behoeve van de visserij- en aquacultuursecor of ondernemingen actief in de primaire productie van landbouwproducten is maximaal € 120.000,- respectievelijk € 100.000,- toegestaan (randnummer 23).
2. Overheidsgaranties
Overheden kunnen overheidsgaranties verlenen, zodat banken leningen blijven verstrekken aan ondernemingen die deze van wege een plotseling tekort nodig hebben (randnummer 24 en 25). De duur van de garantie is beperkt tot maximaal zes jaar. Verder zijn er nog voorwaarden aan de leningen verbonden. Zo mag de hoofdsom van de lening indien deze een looptijd heeft tot na 31 december 2020 niet meer bedragen dan 25% van de totale omzet van de begunstigde in 2019.
3. Gesubsidieerde overheidsleningen
Ook kunnen de overheden zelf leningen met een gunstige rente verstrekken (randnummer 26 en 27). Voor deze leningen gelden vergelijkbare voorwaarden als bij de hiervoor besproken overheidsgaranties. Wederom mogen de leningen voor maximaal zes jaar worden verleend en worden er eisen gesteld aan de maximale hoofdsom.
4. Waarborgen voor banken die staatssteun naar de reële economie doorleiden
De staatssteun kan ook indirect via kredietinstellingen verlopen. Omdat dit indirect zou kunnen leiden tot een voordeel voor deze kredietinstellingen, is in randnummer 28 t/m 31 bepaald dat deze steun zoveel mogelijk ten voordele van de uiteindelijke begunstigde moet komen. De kredietinstelling moet in staat zijn aan te tonen dat hij een mechanisme hanteert dat ervoor zorgt dat alle voordelen zo veel mogelijk aan de uiteindelijke begunstigden worden doorgeleid. Dat kan bijvoorbeeld in de vorm van hogere volumes aan financiering, een hoger risicoprofiel van de portefeuille, lagere eisen inzake zekerheden, lagere garantiepremies of lagere rentevoeten. In de kaderregeling wordt geëxpliciteerd dat de steun die via een kredietinstelling wordt verleend als rechtstreekse steun geldt aan de uiteindelijke begunstigde en dus niet als steun aan de kredietinstelling zelf.
5. Kortlopende exportkredietverzekering
De Europese Commissie verwacht dat dat de markt niet zal volstaan op gebied van exportkredietverzekeringen. Als de overheid kan aantonen dat de particuliere verzekeringsmarkt daadwerkelijk te kort schiet op dit gebied, dan mag de overheid zelf deze zekerheid verlenen.
Lidstaten kunnen de compensatiemaatregelen die zij nemen aanmelden bij de Commissie, die deze rechtstreeks zal beoordelen op grond van artikel 107 lid 2 onder b VWEU. De lidstaten moeten bij de aanmelding aantonen dat aan de voorwaarden van de tijdelijke kaderregeling wordt voldaan alsook dat de staatssteunmaatregelen noodzakelijk, passend en evenredig zijn om een ernstige verstoring van de economie van de betrokken lidstaat op te heffen.
Bij een positieve beoordeling zal de commissie na melding van de betreffende overheid de gegeven steun als verenigbaar met de interne markt beschouwen op grond van artikel 107 lid 3 VWEU.
Marcel Beekman is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied column.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.