Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Over de beëindiging van arbeidsovereenkomsten zijn sinds 2016 opeens veel nieuwe Hoge Raad uitspraken. Dit komt doordat met de invoering van de WWZ in juli 2015 de mogelijkheid van hoger beroep van ontbindingsbeschikkingen is geïntroduceerd. De ontbindingsprocedures kunnen zich op deze manier steeds meer uniformeren met het “gewone” procesrecht.
Ex tunc of ex nunc?
De Hoge Raad heeft recent geoordeeld over de vraag hoe de rechter in hoger beroep naar de arbeidsrelatie moet kijken. Moet dat ex nunc: zoals het nu is? Of moet dat ex tunc: zoals het was ten tijde van procedure in eerste aanleg?
In een hoger beroep procedure beperkt het oordeel van het hof zich tot de grenzen van de rechtsstrijd, maar dan wel op basis van de huidige (ex nunc) stand van zaken. Het hoger beroep kent in algemene zin een herkansingsfunctie, daardoor kan de appellant nieuwe feiten, omstandigheden en gronden aanvoeren.
Bij het hoger beroep van de ontbinding van een arbeidsovereenkomst is dat toch anders. Ten eerste schorst hoger beroep de tenuitvoerlegging van de beschikking tot ontbinding niet, de arbeidsovereenkomst blijft ontbonden en werknemer kan ergens anders gaan werken. Daarnaast kan het hof de ontbinding ook niet vernietigen. Het hof kan alleen de werkgever veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen. Bij de beoordeling door het hof over de ontbinding zou het dus eigenlijk heel gek zijn als wordt gekeken naar de huidige (ex nunc) stand van zaken, terwijl het hof moet beoordelen of destijds (ex tunc) door de kantonrechter terecht ontbinding was uitgesproken. Precies daarom heeft de Hoge Raad geoordeeld dat bij het hoger beroep van de ontbinding van een arbeidsovereenkomst, het hof ex tunc moet oordelen.
Dat laat echter onverlet de algemene herkansingsfunctie van het hoger beroep. Als procespartijen ontdekken dat zij in eerste aanleg dingen niet hebben aangevoerd, die toch wel relevant hadden kunnen zijn, dan kan dat in hoger beroep alsnog. Daarbij moet het wel gaan om feiten en omstandigheden die zich voordeden vóór de ontbindingsbeschikking, maar pas daarna bekend of bedacht werden. Daarmee wordt recht gedaan aan de beoordeling ex tunc: hoe was de arbeidsrelatie voor de ontbinding? Daarnaast wordt recht gedaan aan de herkansingsfunctie die bij alle hoger beroepsprocedures geldt: partijen kunnen eerdere onvolkomenheden in hun standpunt en onderbouwing daarvan verbeteren.
Als bij die beoordeling wordt geoordeeld dat de ontbinding in eerste aanleg ten onrechte was, dan komt het hof vervolgens wel toe aan een ex nunc beoordeling. Die beoordeling gaat over de vraag of arbeidsovereenkomst op dit moment alsnog moet worden hersteld.
Achtergrond
In de onderhavige zaak bij de Hoge Raad had de werknemer hoger beroep ingesteld tegen de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst, waarbij hij de transitievergoeding volledig toegewezen had gekregen. Dat hoger beroep had hij beter niet kunnen doen. Wat bleek, nadat de ontbinding was uitgesproken had de werkgever misdragingen van werknemer ontdekt van vóór de ontbinding. De werknemer had nadat hij was vrijgesteld van werk ingelogd in het account van de bestuurder van werkgever. Hij had e-mails van bestuurder gelezen en opgenomen gesprekken van de bestuurder met zijn raadsman (af)geluisterd. Deze informatie paste allemaal binnen de ex tunc beoordeling en werkgever mocht deze nieuwe feiten in hoger beroep in het kader van de herkansingsfunctie aanvoeren. Het gevolg voor werknemer was dat de ontbinding door de kantonrechter als terecht werd beoordeeld, maar dat werknemer destijds ernstig verwijtbaar had gehandeld. Daardoor moest hij zijn transitievergoeding inleveren èn een schadevergoeding betalen aan werkgever. Oeps.
De les die hieruit kan worden geleerd is denk ik “bezint eer ge begint”. En vraag vooral aan een ervaren procesadvocaat wat de kansen en vooral de risico’s zijn in hoger beroep. Let daarnaast in arbeidsrechtzaken altijd op de korte termijnen.
Maartje Oliemans schreef bij deze beschikking een annotatie die is gepubliceerd in het tijdschrift Jurisprudentie in Nederland, aflevering 3, 2020 (JIN 2020/3, nr. 38).
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.