Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Inleiding
Een faillissement kan worden uitgesproken indien summierlijk is gebleken van:
Indien niet wordt voldaan aan één of meer van de vereisten, dan dient de schuldenaar niet te worden failliet verklaard.
Geen sprake van pluraliteit
Volgens vaste jurisprudentie is er geen sprake van pluraliteit, indien naast de schuld van de aanvrager alleen nog een achtergestelde schuld onbetaald blijft. Het dient dan wel een achtergestelde schuld te zijn die pas bij liquidatie van de vennootschap behoeft te worden voldaan. In dat geval kan slechts onder bijzondere omstandigheden worden geoordeeld dat de schuldenaar is opgehouden te betalen. De Hoge Raad heeft dit reeds in 2008 bepaald.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 7 november 2019
In het verlengde van bovenstaand arrest lag de volgende kwestie voor bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. In deze casus werd het faillissement van Laanstra B.V. aangevraagd door de Belastingdienst. De schuld aan de Belastingdienst stonde vast en de schuldenaar erkende ook dat deze niet kan worden betaald. Daarnaast liet de schuldenaar ook andere schulden onbetaald. Nu ook aan de overige vereisten van faillietverklaring was voldaan, sprak de rechtbank het faillissement uit.
Laanstra B.V. ging tegen de faillietverklaring in hoger beroep, omdat er volgens haar niet langer werd voldaan aan het pluraliteitsvereiste. De overige schuldeisers gingen namelijk hangende het hoger beroep akkoord met betaling van 15% in ruil voor finale kwijting. De betaling aan de schuldeisers werd niet verricht door Laanstra B.V. zelf maar door aan Laanstra B.V. gelieerde partijen. Uit hoofde van de betalingen aan de schuldeisers kregen de gelieerde partijen een vordering op Laanstra B.V. Laanstra B.V. kwam vervolgens met de gelieerde partijen overeen dat deze vorderingen achtergesteld zouden zijn ten opzichte van de Belastingdienst, althans dat was de bedoeling.
Bij de formulering van de achterstelling ging het volgens het hof mis. Laanstra B.V. kwam met de gelieerde partijen overeen dat zij hun vordering niet zouden opeisen, soms met de toevoeging “vanwege het achtergestelde karakter daarvan”.
In het voornoemde arrest van de Hoge Raad ging het volgens het hof om een achtergestelde vordering die pas bij liquidatie behoeft te worden voldaan. In dat geval is die vordering niet relevant voor de vraag of een schuldenaar opgehouden is met betalen: de achtergestelde vordering is niet opeisbaar. In de onderhavige kwestie was door de aan Laanstra B.V. gelieerde partijen al dan niet aangegeven dat de vordering achtergesteld is, maar partijen hadden niet afgesproken dat de vordering van de gelieerde partijen pas hoefde te worden voldaan bij liquidatie. Volgens het hof zijn deze vorderingen van de gelieerde partijen dus opeisbaar. Er is dus sprake van pluraliteit en de situatie dat Laanstra B.V. verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Het faillissement blijft in stand.
Eveline Hoekstra is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.