Praktijkgebieden: Bestuurdersaansprakelijkheid
Inleiding
Om te voorkomen dat een vordering van de rechtspersoon bestuurders jarenlang als een zwaard van Damocles boven het hoofd hangt, kan de algemene vergadering van aandeelhouders bestuurders decharge verlenen. Als gevolg daarvan kan een bestuurder door de rechtspersoon niet langer worden aangesproken wegens onbehoorlijke taakvervulling. Wij blogden hier en hier al eerder over dechargeverlening aan bestuurders en commissarissen. In een recente uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam is weer eens bevestigd dat de notulen van de aandeelhoudersvergadering een belangrijke rol spelen bij de vraag hoe ver een aan een bestuurder verleende decharge reikt.
Bestuurder X was enig bestuurder van woningcorporatie Huis & Erf. In die hoedanigheid is hij een koopovereenkomst aangegaan in het kader van vastgoedproject Vicaris, dat een investering van € 11,3 miljoen van Huis & Erf vergde. Vervolgens is er een geschil ontstaan tussen de bestuurder en de Raad van Toezicht. De bestuurder werd onder meer verweten dat hij het vastgoedproject was aangegaan zonder dat hij daarvoor de statutair en wettelijk vereiste toestemming van de Raad van Toezicht had en zonder dat hij hiervoor financiering had aangetrokken. Het geschil bleek onoverbrugbaar en heeft uiteindelijk geleid tot het ontslag van de bestuurder.
Tijdens de daaropvolgende algemene vergadering van Huis & Erf zijn de jaarrekening en het jaarverslag over het vorige boekjaar goedgekeurd. Daarnaast is het besluit genomen om aan de statutair bestuurder en de Raad van Toezicht decharge te verlenen. Zoals gebruikelijk is het dechargebesluit vastgelegd in de notulen. Vier jaar later stelt Huis & Erf (oud-)bestuurder X persoonlijk aansprakelijk voor de door Huis & Erf op het project Vicaris geleden en nog te lijden schade, die naar schatting “in de miljoenen” loopt. De vordering is gebaseerd op onbehoorlijke taakvervulling (art. 2:9 BW) en onrechtmatige daad (art. 6:162 BW). Handelen in strijd met de statuten – wat de bestuurder onder meer werd verweten – vestigt in beginsel aansprakelijkheid van de bestuurder op grond van art. 2:9 BW. De bestuurder verweert zich tegen deze vorderingen met de stelling dat de verleende decharge aan deze acties in de weg staat.
Reikwijdte decharge
Volgens vaste jurisprudentie is de reikwijdte van de decharge beperkt tot wat de algemene vergadering weet. Dit volgt onder meer uit het arrest Staleman/Van de Ven. Een dechargebesluit heeft niet tot doel de bestuurder de dans te laten ontspringen voor onregelmatigheden waarvan de algemene vergadering (nog) niet op de hoogte is. Informatie die een individuele aandeelhouder buiten de algemene vergadering tot zijn beschikking krijgt, valt niet onder de decharge. Decharge kan uitsluitend worden verleend van zaken die ter kennis van de algemene vergadering zijn gebracht vóór het moment waarop het dechargebesluit werd genomen. Relevant in dit verband zijn bijvoorbeeld de jaarrekening, het jaarverslag en de notulen van de aandeelhoudersvergadering.
Oordeel hof
Het hof bevestigt in deze uitspraak nog eens de vaste lijn en gaat na welke informatie ten tijde van het verlenen van de decharge bekend was bij de algemene vergadering. Het overweegt dat uit het jaarverslag blijkt dat de algemene vergadering met grote regelmaat is geïnformeerd over het conflict tussen de bestuurder en de Raad van Toezicht, waarbij gemeld is dat de bestuurder werd verweten dat hij de Raad van Toezicht onvoldoende zou hebben geïnformeerd en dat hij het project Vicaris zou zijn aangegaan zonder financiering. Terwijl de algemene vergadering over deze gegevens uit het jaarverslag beschikte, heeft zij zonder voorbehoud kwijting verleend. Het hof oordeelt dat alleen al gelet op de inhoud van het jaarverslag, de kwijting mede betrekking heeft op het project Vicaris. Met die kwijting is afstand gedaan van elk recht om de bestuurder aan te spreken op zijn vermeende onbehoorlijke taakvervulling, aldus het hof. Nu de vordering uit onrechtmatige daad op dezelfde feiten steunt, wordt deze vordering eveneens door de kwijting gedekt.
Tot slot
Voornoemd arrest maakt eens te meer duidelijk hoe de notulen van de algemene vergadering een belangrijke rol spelen bij de beoordeling van de reikwijdte van een verleende decharge. Vooral wanneer de algemene vergadering wel bekend is met bepaald handelen van een bestuurder, maar de gevolgen daarvan nog niet vaststaan, is het verstandig niet al te lichtvaardig tot dechargeverlening over te gaan. In een dergelijke situatie kan het wenselijk zijn om bij het dechargebesluit een voorbehoud te maken. Dit gebeurt in de praktijk nog zelden. In de onderhavige zaak had het maken van een voorbehoud wel eens een groot verschil kunnen maken.
Sandrine Piet is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuurdersaansprakelijkheid.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.