icon

Vrijstelling vakantieverhuur woning in Huisvestingsverordening Amsterdam onverbindend verklaard

Het is in Amsterdam onder voorwaarden mogelijk om een woning voor korte tijd te verhuren aan toeristen. De huiseigenaar moet een vergunning hebben of onder de vrijstellingsmogelijkheid van artikel 3.1.2 lid 5 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 vallen (per 1 januari 2020 vervangen door de Huisvestingsverordening 2020). Eén van de voorwaarden van deze vrijstelling is dat iedere keer dat de woning wordt verhuurd dit vooraf wordt gemeld. Als hier niet aan wordt voldaan kan het college van B&W een boete opleggen. Een recente uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) draaide om de vraag of een huiseigenaar terecht een boete van 6.000,- opgelegd had gekregen, omdat zonder voorafgaande melding een woning was verhuurd aan toeristen.

De ABRvS oordeelt dat artikel 3.1.2 lid 5 van de Huisvestingsverordening in strijd is met de Huisvestingswet, omdat het alleen mogelijk is om met een vergunning af te wijken van hetgeen is bepaald in artikel 21 van de Huisvestingswet. De in de Huisvestingsverordening opgenomen vrijstelling van de vergunningplicht heeft geen basis in de Huisvestingswet en wordt door de ABRvS dus onverbindend verklaard. Vanaf de uitspraak van de ABRvS mogen daarom geen boetes meer worden opgelegd vanwege het niet doen van een melding voorafgaand aan vakantieverhuur. Het college blijft echter wel bevoegd om een boete op te leggen voor het onttrekken van de woonruimte zonder vergunning (artikel 4.2.2. Huisvestingsverordening 2016). Dit betekent dat iedere keer als een woning zonder onttrekkingsvergunning wordt gebruikt voor vakantieverhuur, in principe een boete opgelegd kan worden. Het is onduidelijk in welke gevallen vanaf nu wel een boete zal worden opgelegd, en in welke gevallen niet. Wethouder Ivens heeft tegenover at5 hierover aangegeven vooral te gaan handhaven bij degene die langer dan 30 dagen verhuurt.

Gevolgen Huisvestingsverordening 2020

De uitspraak is gedaan in een zaak waarop de Huisvestingsverordening uit 2016 van toepassing was. Sinds 1 januari 2020 geldt in Amsterdam de nieuwe Huisvestingsverordening 2020. Hier schreven wij al eerder over (zie onze blog van 15 januari 2020 en 7 juni 2019). In artikel 3.1.2 lid 4 van de nieuwe Huisvestingsverordening is een soortgelijke bepaling opgenomen als in de Huisvestingsverordening 2016. Ook in deze bepaling is vakantieverhuur van een woning onder voorwaarden (waaronder een meldingsplicht) zonder vergunning mogelijk. Voor deze bepaling bestaat dus ook geen wettelijke grondslag.

Conclusie

De Afdeling oordeelt dat de gemeenteraad niet bevoegd was om inwoners vrijstelling te verlenen van de wettelijke vergunningplicht voor vakantieverhuur indien aan de meldplicht werd voldaan. Het college is daarom ook niet bevoegd om een boete op te leggen voor het niet voldoen aan die meldplicht. Voor verhuurders die een vergunning hebben om hun woning voor vakantieverhuur te gebruiken verandert er door de uitspraak niets. Een woning gebruiken voor vakantieverhuur zonder vergunning is vanaf de uitspraak illegaal, het is immers niet mogelijk om door het doen van een melding nog onder de vrijstellingsmogelijkheid te vallen. Het college kan nog steeds boetes opleggen, maar in welke gevallen dit vanaf de uitspraak precies zal gebeuren is onduidelijk. Als de gemeente meer duidelijkheid wil creëren moet de Huisvestingsverordening worden aangepast. Het lijkt dus aannemelijk dat de nieuwe Huisvestingsverordening 2020 op heel korte termijn alweer aan wijziging toe is.


Marcel Beekman is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Vrijstelling vakantieverhuur woning in Huisvestingsverordening Amsterdam onverbindend verklaard

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief