Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
De meeste werkgevers in Nederland zijn verplicht om zich te houden aan een collectieve arbeisdovereenkomst, of cao. In iedere cao staat beschreven op welke werkgevers de cao van toepassing is, en wel in de zogenoemde werkingssfeerbepaling. In deze blog zal ik eerst toelichten hoe beoordeeld wordt of een werkgever valt onder de werkingssfeer van een cao en ik zal vervolgens de Picnic- uitspraak van de rechtbank Amsterdam behandelen. Deze recente uitspraak is een goed voorbeeld van zo'n beoordeling.
De toepasselijkheid van een cao De werkingssfeerbepaling is veelal te vinden in het eerste artikel van een cao. In deze bepaling hebben de cao-partijen vastgelegd op welke werknemers en werkgevers de cao van toepassing is. Meestal wordt de werknemer simpelweg beschreven als: ‘elke persoon in dienst bij de werkgever’. De werkgever wordt veelal beschreven door middel van een opsomming van bedrijfsactiviteiten die de werkgever uitvoert. In artikel 1 van de Supermarkt-cao is bijvoorbeeld vastgelegd dat de cao van toepassing is op ‘iedere natuurlijke of rechtspersoon, die één of meer winkels in de zin van deze overeenkomst exploiteert en werknemers in de zin van deze overeenkomst in dienst heeft’. In artikel 2 onder a wordt beschreven wat de cao-partijen verstaan onder het begrip ‘winkel’:
Iedere fysieke en virtuele inrichting waar overwegend een verscheidenheid aan verbruiksartikelen zoals: kruidenierswaren, zuivel en eieren, kaas, aardappelen, (…). Tevens iedere fysieke en virtuele inrichting waarin een kaasspeciaalzaak, delicatessenwinkel in de breedste zin des woords wordt geëxploiteerd, gespecialiseerde zuiveldetailhandel of supermarkten, levensmiddelenwinkels op recreatieparken.
In de praktijk ontstaan regelmatig discussies over of de bedrijfsactiviteiten van een werkgever overeenstemmen met de beschrijving die is opgenomen in een bepaalde cao. Of dit het geval is, moet worden beoordeeld aan de hand van de zogenoemde “cao-norm”. Dat betekent dat bij de uitleg van een bepaling uit een cao doorslaggevende betekenis moet worden gegeven aan de letterlijke tekst van de bepaling, en daarbij kunnen elders in de tekst opgenomen formuleringen worden betrokken.
De procedure bij rechtbank Amsterdam Tussen FNV en Picnic bestond een discussie over of Picnic onder de werkingssfeer van de Supermarkt-cao valt. Zij kwamen hier niet samen uit, dus vorderde FNV in een procedure een verklaring voor recht dat Picnic onder de werkingssfeer van de cao valt en verplicht is om de cao toe te passen gedurende de periode waarin de cao algemeen verbindend is verklaard.
‘Picnic’ is een groep van verschillende vennootschappen, die elk verschillende activiteiten uitvoeren. FNV stelde dat alle vennootschappen gezamenlijk een online supermarkt exploiteren en deze verschillende activiteiten in samenhang bezien onder de werkingssfeer van de cao vallen. Om die reden zou de cao volgens FNV op in principe de hele Picnic-groep, en anders op tenminste een deel ervan, van toepassing zijn. Picnic was het hier niet mee eens. Volgens Picnic probeerde FNV ten onrechte de reikwijdte van de cao op te rekken en volgt uit de tekst van de cao dat een vennootschap alleen een ‘werkgever’ is in de zin van de cao, indien de vennootschap zélf een winkel exploiteert.
Rechtbank Amsterdam beoordeelde vervolgens aan de hand van de cao-norm of Picnic, althans een deel van de groep, onder de werkingssfeer valt. De rechtbank gaf FNV ongelijk en oordeelde dat niet uit de tekst van de cao blijkt dat het begrip ‘werkgever’ zo moet worden opgevat dat daaronder ook vennootschappen kunnen worden geschaard, die weliswaar zelf niet een winkel exploiteren, maar waarvan de activiteiten wel samenhangen met het exploiteren van een winkel door een andere vennootschap binnen een groep. De rechtbank concludeert dat het begrip ‘werkgever’ objectief bezien, moet worden uitgelegd als een vennootschap die zelf een winkel exploiteert in de zin van de cao. Hieruit volgde de conclusie dat slechts één vennootschap van de Picnic-groep onder de reikwijdte van de cao valt.
Afsluitend De vraag of een werkgever wel of niet gehouden is om een bepaalde cao toe te passen, dient te worden beantwoord aan de hand van de tekst van de cao zelf. In de Picnic-uitspraak oordeelde rechtbank Amsterdam dat uit de letterlijke bewoording van de werkingssfeerbepaling van de Supermarkt-cao volgt dat de cao alleen van toepassing is op werkgevers die zélf een winkel exploiteren. Hierdoor was de cao niet van toepassing op de hele Picnic-groep, maar slechts op één vennootschap die tot deze groep behoort. Aangezien in iedere cao een andere werkingssfeerbepaling is opgenomen, kan uit deze uitspraak verder geen conclusies worden verbonden over de toepasselijkheid van cao’s op een groep vennootschappen in het algemeen. De Picnic-uitspraak is wel een duidelijk voorbeeld van hoe de cao-norm wordt toegepast en het belang van de letterlijke bewoording van de cao voor de toepasselijkheid ervan.
Kirsten Willms is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.