Praktijkgebieden: Energietransitie
Op de laatste dag van het jaar kijken we terug naar een bewogen jaar als het gaat om de klimaatdoelstellingen en daaraan verbonden toekomstplannen van Nederland. Zo is de Klimaatwet op 1 september 2019 in werking getreden en heeft de minister van Economische Zaken en Klimaat een Klimaatplan met het klimaatbeleid voor de periode 2021-2030 opgesteld. Ook heeft de Hoge Raad bij arrest van 20 december 2019 het arrest van het Hof inzake Urgenda bekrachtigd, waarover wij al eerder een blog schreven; de Staat zal de broeikasgassen op korte termijn moeten terugdringen.
Advies Klimaatplan Op 25 november heeft de Afdeling advisering van de Raad van State geadviseerd over het Klimaatplan voor de periode 2021-2030. Volgens de Raad van State toont het plan een stevig klimaatbeleid, welke zal leiden tot een aanzienlijk reductie in de uitstoot van broeikasgassen. Die reductie is echter niet voldoende om te voldoen aan het doel van art. 2van de Klimaatwet, te weten een reductie van 49% in 2030 ten opzichte van 1990. Daarom moet het kabinet volgens de Raad van State aanvullende emissiereducerende maatregelen nemen. De Raad van State blikt ook niet voor niets vooruit, te weten naar het uiteindelijke doel voor 2050, namelijk een reductie van 95% (art. 2 Klimaatwet). Om deze reductie van 95% te behalen moet de uitstoot in 2030 al voldoende zijn gedaald, hetgeen naast losse maatregelen, ook een herordening van productie en consumptie in alle sectoren van de maatschappij en economie vergt. Volgens de Raad van State komt dit laatste onvoldoende naar voren in het gepresenteerde plan; de maatregelen houden onvoldoende rekening met de doelstellingen die in 2050 behaald moeten zijn. Er moet meer inzicht worden gegeven in wanneer welke maatregelen worden genomen en hoe deze uitgevoerd zullen worden in de jaren tussen 2030 en 2050 en ook daadwerkelijk de beoogde doelstelling uiteindelijk kunnen gaan halen.
Urgenda arrest Na jarenlange onduidelijkheid heeft de Hoge Raad bij arrest van 20 december 2019 in lijn met de conclusie van AG Langemeijer en Wissink (zie ook onze eerdere blog) het arrest van het Hof Den Haag van 9 oktober 2018 inzake stichting Urgenda, in samenwerking met honderden mede-eisers, tegen de Nederlandse Staat bekrachtigd. De Hoge Raad komt tot het oordeel dat het cassatieberoep van de Staat moet worden verworpen. Dat betekent dat het door de rechtbank gegeven en door het hof bekrachtigde bevel aan de Staat om de uitstoot van broeikasgassen per eind 2020 met minstens 25% terug te brengen ten opzichte van 1990, definitief in stand blijft.
De Hoge Raad heeft als cassatierechter de taak om aan de hand van de feiten en uitgangspunten die het Hof Den Haag heeft vastgesteld te beoordelen of het hof het recht juist heeft toegepast en of het oordeel van het hof, uitgaande van de gegevens die het in aanmerking kon nemen, begrijpelijk is en voldoende is gemotiveerd. De beoordeling in cassatie is derhalve beperkt.
Volgens de Hoge Raad heeft het hof mogen oordelen dat de Staat op grond van artikel 2 en 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) verplicht is om de reductie van ten minste 25% per eind 2020 ten opzichte van 1990 te behalen. Artikel 2 EVRM beschermt het recht op leven, en artikel 8 EVRM beschermt het recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven. Volgens de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) is een verdragsstaat op grond van deze bepalingen verplicht om passende maatregelen te treffen, indien een ‘real and immediate risk’ voor het leven of het welzijn van personen bestaat en de staat daarvan op de hoogte is (zie r.o. 5.2.2 e.v.). Deze verplichting geldt ten aanzien van milieugevaren die grote groepen of de bevolking als geheel bedreigen én ten aanzien van gevaren zich pas op langere termijn kunnen realiseren. Volgens de Hoge Raad doet dit zich in het onderhavige geval voor en oordeelt dat het hof op grond van deze artikelen heeft mogen oordelen dat de Staat verplicht is de reductie te behalen, vanwege het risico van een gevaarlijke klimaatverandering die ook de ingezetenen van Nederland ernstig kan treffen in hun recht op leven en welzijn. De Staat zal de broeikasgassen op korte termijn moeten terugdringen.
Dominique de Haas en Franko Zivkovic – Laurenta zijn niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied energietransitie.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.