icon

Burgemeester Rotterdam mocht noodbevelen geven voor beperking onrust Turkse consulaat

Bij uitspraak van 18 december 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de burgemeester van Rotterdam twee noodbevelen mocht geven rond het tot onrust leidende bezoek van de Turkse minister voor Familiezaken aan het Turkse consulaat in het centrum van Rotterdam in maart 2017.

Met het eerste noodbevel heeft de burgemeester het gebied rondom het Turkse consulaat afgesloten en iedereen verplicht zich te verwijderen uit het afgesloten gebied. Op grond van het tweede noodbevel moest iedereen die door gedrag, uitlatingen, kleding, aanwezigheid in een bepaalde groep, meegevoerde voorwerpen, stoffen, of op een andere manier aanleiding gaf tot het redelijke vermoeden dat diegene zal deelnemen aan wanordelijkheden of verstoringen van de openbare orde in de omgeving van het gebied Centrum met het kennelijke doel de openbare orde te verstoren, zich uit dat gebied verwijderen. Appellanten waren allen op enig moment in de avond aanwezig bij het Turkse consulaat en zijn het niet eens met de door de burgemeester uitgevaardigde noodbevelen.

Ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden?
Op grond van artikel 175 lid 1 Gemeentewet is de burgemeester bevoegd om in het geval van ernstige wanordelijkheden of het ontstaan daarvan alle bevelen te geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig acht. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling impliceert het criterium ‘ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden’ dat aan de burgemeester beoordelingsruimte toekomt. De rechter dient te beoordelen of de burgemeester, op het moment dat hij het noodbevel uitvaardigde, in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat ernstige vrees bestond voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden. Bij deze toetsing dient te worden uitgegaan van de informatie die de burgemeester op dat moment ter beschikking kon staan.

De Afdeling overweegt dat in de nasleep van de mislukte coup in Turkije in juli 2016 spanningen waren ontstaan in de Turkse gemeenschap in Rotterdam en dat die spanningen opliepen in de aanloop naar een referendum over een wijziging van de Turkse grondwet. De Afdeling gaat in de uitspraak vrij uitgebreid in op de voorgeschiedenis (zie r.o. 3 e.v.) en haalt o.a. de dreiging met economische en politieke sancties vanuit Turkije aan en de intrekking van de landingsrechten door de Nederlandse regering. Ook wordt uitgebreid ingegaan op de facebookpagina waarop een poster verscheen waarop melding wordt gemaakt van een bijeenkomst met de minister in de ambtswoning van de Turkse consul-generaal aan de Straatweg te Rotterdam. Daarbij zouden ongeveer 250 tot 300 personen in de tuin van de ambtswoning aanwezig zijn. Die ochtend heeft het Turkse consulaat aan de burgemeester laten weten dat rondom de ambtswoning nog ongeveer 1500 aanwezigen werden verwacht.

De Afdeling overweegt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de burgemeester gelet op de landelijke en lokale gebeurtenissen in het kader van de spanningen na de mislukte coup in Turkije ervan uit mocht gaan dat grote groepen personen zich zouden verzamelen bij het Turkse consulaat. Volgens de Afdeling heeft de rechtbank dan ook terecht geoordeeld dat aan het criterium van een ernstige vrees voor ernstige wanordelijkheden in de omgeving van het Turkse consulaat en het centrum-gebied was voldaan.

Subsidiariteit en proportionaliteit?
Het oordeel van de Afdeling dat de burgemeester bevoegd was de noodbevelen uit te vaardigen heeft tot gevolg dat dient te worden beoordeeld of de burgemeester in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Dat betekent dat moet worden bezien of er niet minder verstrekkende middelen voorhanden waren en of de noodbevelen zelf niet verder gingen dan strikt noodzakelijk.

De Afdeling overweegt dat de noodbevelen er weliswaar feitelijk toe hebben geleid dat het in artikel 11 van het EVRM neergelegde recht op vergadering is beperkt, maar de burgemeester, gelet op de ernst van de te vrezen wanordelijkheden, in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat hij de situatie, ook met de hem ter beschikking staande middelen niet kon beheersen. Ook gaan de noodbevelen niet verder dan strikt noodzakelijk; de noodbevelen golden voor een beperkt gebied, voor een beperkte duur en ze zien op een concrete en bepaalde groep van personen.

Kortom, gelet op de uitzonderlijke situatie was de burgemeester bevoegd om de noodbevelen uit te vaardigen. Ook zijn de noodbevelen in overeenstemming met de subsidiariteit en proportionaliteit. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep tegen de noodbevelen van de burgemeester ongegrond.


Dominique de Haas is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Burgemeester Rotterdam mocht noodbevelen geven voor beperking onrust Turkse consulaat

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief