Praktijkgebieden: Bestuursrecht, Ruimtelijke ordening
In de afgelopen jaren is de populariteit van warmtepompen onverminderd toegenomen. Om huidige en toekomstige duurzaamheidseisen te kunnen behalen is het één van de populairste manieren om op duurzame wijze energie op te wekken. Een veel gestelde vraag die daarbij speelt is in hoeverre het plaatsen van warmtepomp units vergunningsvrij kan plaatsvinden.
Een warmtepomp is een installatie die de thermische energie uit de lucht weet om te zetten naar een hogere temperatuur met daarbij een relatief lage uitstoot van CO2. De warmtepomp bestaat uit een buitenunit en een binnenunit. De buitenunit kan met een warmtewisselaar warme onttrekken aan de buitenlucht, die vervolgens wordt doorgesluisd naar binnen waar een water/warmtewisselaar zorgt dat er warm water uit kranen kan stromen en radiatoren/vloerverwarming kan verwarmen. Met name deze buitenunit is relevant voor de vraag of er sprake is van een verplichte vergunning voor het plaatsen van een dergelijke unit. De buitenunit is aan te merken als een bouwwerk (constructie van enige omvang), het uitgangspunt daarbij is dat een omgevingsvergunning verplicht is.
Echter, op grond van art. 2.21 Bijlage II Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor), is een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten (strijd met het bestemmingsplan) niet vereist indien deze bouwactiviteit betrekking heeft op een bouwwerk in voor- of achtererfgebied, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: het bouwwerk is niet hoger dan 1 meter en het oppervlakte is niet groter dan 2 m². Blijft een buitenunit van een warmtepomp binnen deze maatvoering, dan is deze vergunningsvrij te plaatsen. Indien de buitenunit een grotere omvang heeft zou het ingraven van de unit een oplossing kunnen bieden om een vergunningstraject te voorkomen. Uiteraard dient per geval beoordeeld te worden of dit mogelijk is. Het 'in de grond' bouwen kan immers ook aan een vergunningsplicht gebonden zijn.
Is de unit groter dan de in het voorgaande aangegeven maten, dan kan sprake zijn van een 'bijbehorend bouwwerk'. Als de buitenunit past binnen de gebruiksregels van het geldende bestemmingsplan, staat artikel 3 lid 1 van Bijlage II Bor toe om een op de grond staand bijbehorend bouwwerk in het achtererfgebied vergunningsvrij te realiseren, mits deze maximaal 5 meter hoog is en op meer dan 1 meter afstand van het openbaar gebied staat.
Mocht ook deze regeling geen soelaas bieden, kan wellicht een beroep gedaan worden op (afwijkingen)beleid. Dit vergt specifiek onderzoek, waarbij wij u indien gewenst kunnen adviseren.
Franko Zivkovic – Laurenta is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.