Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht, Ruimtelijke ordening
Bij uitspraak van 6 november 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de gemeente Smallingerland niet via een wijziging van het bestemmingsplan onderzoek naar nieuwe gaswinningsprojecten in haar buitengebied mag uitsluiten om daarmee gaswinning binnen de gemeentegrenzen tegen te houden.
Achtergrond De gemeenteraad van Smallingerland heeft op 10 juli 2018 het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2013, 2e herziening’ vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de minister van Economische Zaken en Klimaat beroep ingesteld.
De herziening van het bestemmingsplan heeft volgens de plantoelichting specifiek betrekking op de gaswinning: Smallingerland wil inzetten op duurzame energiebronnen en vreest voor aardbevingen door nieuwe gaswinningsactiviteiten. De herziening respecteert bestaand gebruik omtrent gaswinning, maar het is niet de bedoeling dat hier nieuwe activiteiten aan worden toegevoegd. Met het oog daarop heeft de raad besloten nieuw verkennings- en opsporingsonderzoek naar gas niet meer toe te staan.
Ontvankelijkheid Op grond van artikel 3:11, 3:15 en 3:16 Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad. In het geval dat een belanghebbende geen zienswijze heeft ingediend, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan (artikel 8:1, 8:6 en 6:13 Awb), tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
De minister heeft geen zienswijzen over het ontwerp bestemmingsplan naar voren zijn gebracht. Het is dan ook de vraag of dit hem redelijkerwijs niet kan worden verweten.
Volgens de Afdeling heeft de raad ten onrechte nagelaten de kennisgeving van de terinzagelegging aan de minister toe te zenden (zie artikel 2.8 Wet ruimtelijke ordening), waardoor de minister redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren heeft gebracht. De minister heeft door het gebrek aan een kennisgeving niet kunnen bezien of ‘de bovengemeentelijke belangen in het plan afdoende zijn geregeld en zo nodig, gelet op hun taak om specifieke belangen te behartigen, alert en adequaat te kunnen reageren op een ontwerpplan’. Het beroep van de minister tegen het bestemmingsplan is volgens de Afdeling dan ook ontvankelijk.
Ruimtelijk relevant doel? De minister voert in de beroepsgronden tegen het bestemmingsplan aan dat de raad met de herziening het landelijk energiebeleid doorkruist. Volgens de minister is een bestemmingsplan daarvoor niet bedoeld en mag een bestemmingsplan uitsluitend betrekking hebben op de ruimtelijke ordening.
Voor de Afdeling was de centrale vraag in deze procedure of de gemeente ‘een ruimtelijk relevant doel nastreeft’ ex artikel 3.1.1 lid 1 Besluit ruimtelijke ordening, met het uitsluiten van nieuw verkennings- en opsporingsonderzoek. Afdeling beantwoordt deze vraag ontkennend.
Hoewel het doel dat de raad nastreeft, te weten duurzaamheid, op zichzelf een milieuaspect betreft, streeft de raad met het uitsluiten van beide onderzoeken (het voeren van een energiebeleid) volgens de Afdeling ‘ruimtelijk niet-relevante doelen’ na, waardoor de raad niet het bestemmingsplan mag wijzigen. Dit is slechts anders ten aanzien van het tegengaan van geluid- en trillinghinder bij het verkenningsonderzoek; dit wordt door de Afdeling wél aangemerkt als een ‘ruimtelijk relevant doel’.
Gevolgen? De Afdeling verklaart het beroep van de minister tegen de herziening van het bestemmingsplan gegrond en vernietigt het bestreden besluit. De regels betreffende het uitsluiten van een nieuw verkennings- en opsporingsonderzoek in het bestemmingsplan zijn niet van toepassing. De minister kan binnen de gemeentegrenzen van Smallingerland op zoek naar nieuwe gaswinningslocaties, aangezien de regels uit het ‘oude’ bestemmingsplan blijven gelden.
Dominique de Haas is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.