Praktijkgebieden: Omgevingsrecht
Alhoewel het naar verluidt dit weekend nog 20 °C wordt, is de astronomische herfst alweer ruim twee weken begonnen. Voor sommigen zal het dalen van de temperatuur aanleiding zijn om de houtkachel flink op te stoken. De rook en geuren van een houtkachel kunnen echter door buren/omwonenden als hinderlijk worden ervaren.
De vraag of de gemeente kan optreden tegen (gestelde) overlast van een houtkachel was aan de orde in een zaak bij rechtbank Oost-Brabant (ECLI:NL:RBOBR:2019:4055). Het juridisch kader voor het optreden tegen dergelijke overlast is gelegen in artikel 7.22 van het Bouwbesluit. Dit artikel bepaalt dat verboden is om (…) handelingen te verrichten of na te laten of werktuigen te gebruiken, waardoor op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze rook, roet, walm of stof wordt verspreid (artikel 7.22 aanhef en onder a Bouwbesluit). Artikel 7.22 van het Bouwbesluit is een zogeheten vangnetbepaling (ABRvS 12 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4032). Dit houdt in dat deze bepaling kan worden toegepast om handhavend op te treden als andere, meer specifieke, bepalingen geen grondslag bieden.
Volgens de rechtbank wil het enkele feit dat het rookafvoerkanaal waarop de houtkachel is aangesloten voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld in afdeling 3.8 van het Bouwbesluit, nog niet zeggen dat er geen sprake kan zijn van strijd met artikel 7.22 van het Bouwbesluit. Immers kan er volgens de rechtbank in een dergelijk geval nog steeds overlast worden ervaren door de houtkachel. De rechtbank overwoog dat de gemeente had dienen te onderzoeken of het gebruik van de houtkachel tot hinder leidde. Dat er geen landelijke regels of landelijke richtlijnen gelden voor het gebruik van houtkachels doet daar niet aan af. Het feit dat er 22 inspecties hadden plaatsgevonden mocht de gemeente ook niet baten aangezien de gemeente, volgens de rechtbank, geen duidelijk conclusies had getrokken uit deze inspecties. Omdat de gemeente geen uitsluitsel gaf en kon geven over de vraag of er sprake was van hinder werd het bestreden besluit vernietigd door de rechtbank.
Maar hoe kan een gemeente dan wel beslissen of bij het gebruik van een houtkachel door iemand sprake is van strijd met artikel 7.22 van het Bouwbesluit? De rechtbank stelde zich in deze zaak proactief op en vroeg de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) om te onderzoeken hoe de gemeentelijke overheid dan wel om zou kunnen gaan met overlast van houtkachels.
In haar advies gaf de StAB aan dat zij geur als de maatgevende factor ziet om de hinder van een houtkachel te beoordelen. Dat betekent volgens de StAB dat als geurnormen bij het gebruik van een houtkachel worden overschreden, de meeste Nederlanders ook zullen vinden dat het gebruik van een houtkachel overlast veroorzaakt. De StAB hanteert een geurimmissienorm (0,5 OUe/m3 als 98 percentiel). Bij overschrijding van deze norm is er ook zoveel uitstoot van andere schadelijke stoffen dat volgens de StAB sprake is van “objectiveerbare” hinder als bedoeld in artikel 7.22 van het Bouwbesluit. Dat wil zeggen dat de meeste Nederlanders dan overlast van de houtkachel ervaren. De StAB stelt in haar advies in essentie drie stappen voor hoe een gemeente kan omgaan bij klachten over het gebruik van een houtkachel: eerst voorlichten (de zachte aanpak), dan beoordelen ter plaatse (de harde aanpak), en dan berekenen. De rechtbank heeft de methodes van de StAB niet gelijk overgenomen. De rechtbank overwoog dat er (onder andere) nog meer onderzoek nodig was over de geurimissienorm. Het gehele kennisdocument ‘Gezondheids- en hindereffecten door houtkachels van particulieren’ is gepubliceerd op de website van de StAB.
Bent u van plan om binnenkort de houtkachel aan te steken? Raadpleeg dan pagina 143-144 van het kennisdocument van de StAB waarin 10 stooktips worden gegeven, wellicht voorkomt dit problemen met uw buren deze winter.
Roos de Grave is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied omgevingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.