Praktijkgebieden: Incasso, beslag en executie
Recent heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een arrest gewezen waarin de stuiting van een rechtsvordering door middel van een stuitingsbrief centraal staat.
Een stuitingsbrief heeft werking in het geval deze brief de ontvanger juridisch gezien bereikt. De hoofdregel volgt uit artikel 3:37 lid 3 BW. Ingevolge dit artikel moet een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring, om haar werking te hebben, die persoon hebben bereikt. Met betrekking tot een schriftelijke verklaring geldt als uitgangspunt dat deze de geadresseerde heeft bereikt als zij door hem is ontvangen.
De Hoge Raad heeft in 2013 bepaald dat bij betwisting van de ontvangst van een verklaring een redelijke, op de behoeften van de praktijk afgestemde uitleg meebrengt dat de afzender in beginsel feiten en omstandigheden dient te stellen en zo nodig te bewijzen waaruit volgt dat de verklaring door hem is verzonden naar een adres waarvan hij redelijkerwijs mocht aannemen dat de geadresseerde daar door hem kon worden bereikt en dat de verklaring daar is aangekomen.
In het verlengde van de Hoge Raad uitspraak ligt er nu de volgende kwestie voor bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. In de algemene voorwaarden van de crediteur is een adreswijzigingsbeding opgenomen, waarin is bepaald dat dat de debiteur zich verplicht wijzigingen van zijn adres schriftelijk aan de crediteur mee te delen. De debiteur heeft zijn adreswijziging niet doorgegeven en de crediteur heeft vervolgens stuitingsbrieven verstuurd naar het oude adres van de debiteur. De vraag is of de crediteur in dit geval redelijkerwijs mag aannemen dat de stuitingsbrieven de debiteur haar op haar oude adres hebben bereikt.
Het gerechtshof oordeelt dat de stuitingsbrieven de debiteur hebben bereikt als bedoeld in artikel 3:37 lid 3 BW. Nu in de algemene voorwaarden een adreswijzigingsbeding is opgenomen en de debiteur zijn adreswijziging niet schriftelijk aan de crediteur had doorgegeven, mocht de crediteur aannemen dat de stuitingsbrieven de debiteur op haar oude adres konden bereiken.
De debiteur doet nog een beroep op de Richtlijn 93/13/EG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. In die zin dat het adreswijzigingsbeding uit de algemene voorwaarden onredelijk bewarend zou zijn. Het gerechtshof gaat hier niet in mee. Kortom, de vordering is gestuit en aldus niet verjaard.
Eveline Hoekstra is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied incasso.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.