Praktijkgebieden: Omgevingsrecht, Ruimtelijke ordening
Eerder schreven mijn kantoorgenoten Anna Tsheichvili en Janneke Sinnige al een blog over de uitspraken van de Raad van State met betrekking tot het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Afgelopen mei heeft de Raad van State twee uitspraken gedaan waarin is beslist dat de PAS niet meer mag worden gebruikt als basis voor toestemming voor activiteiten die extra stikstofuitstoot veroorzaken. Dit kan grote gevolgen hebben voor toestemmingen die nog niet onherroepelijk waren. In de uitspraak van de Raad van State van 21 augustus 2019 stond het bestemmingsplan ‘Almere Poort West en Pampushout’ centraal. Het bestemmingsplan maakt onder meer de bouw van woningen mogelijk.
OntvankelijkheidDe Raad van State stelt in de eerste plaats vast dat het perceel van appellant VvE IJmeerdijk en anderen grenst aan het Natura 2000-gebied ‘Markermeer & IJmeer’. Gelet op deze korte afstand, de aard en omvang van de voorziene ruimtelijke ontwikkeling binnen het plangebied en de invloed die het plan kan hebben op het Natura 2000-gebied, zijn VvE IJmeerdijk en anderen naar het oordeel van de Raad van State belanghebbenden bij het bestreden besluit. Gelet hierop verklaart de Raad van State het beroep van de VvE IJmeerdijk en anderen ontvankelijk en gaat over tot de inhoudelijke beoordeling.
RelativiteitsbeginselDe VvE IJmeerdijk en anderen voerden aan dat het bestemmingsplan ten onrechte was gebaseerd op de passende beoordeling die aan het PAS ten grondslag ligt. De gemeenteraad heeft zich daarentegen op het standpunt gesteld dat het relativiteitsvereiste er aan in de weg staat dat het plan om deze reden wordt vernietigd, omdat het PAS ten doel heeft om stikstofgevoelige natuurgebieden te beschermen. Volgens de raad gaat het daarbij om het algemene belang van bescherming van natuur en landschap en niet om de bescherming van de belangen van de appellanten.
Het relativiteitsbeginsel is opgenomen in artikel 8:69a van de Awb en houdt in dat een rechter een bestreden besluit niet kan vernietigen wanneer de geschonden norm kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die de norm inroept. De Raad van State overweegt dat de bepalingen in de Wet natuurbescherming (Wnb) over de beoordeling van plannen die gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied strekken ter bescherming van het behoud van de natuurwaarden in deze gebieden. Uit de uitspraak van de Raad van State van 13 juli 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR1412, volgt dat de individuele belangen van burgers bij het behoud van een goede kwaliteit van hun leefomgeving, waarvan een Natura 2000-gebied deel uitmaakt, zo verweven kunnen zijn met het algemene belang dat de Wnb beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen van de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen.
Natura 2000-gebied NaardermeerHierbij speelt echter wel de afstand tussen de appellant en het Natura 2000-gebied een rol. Ten aanzien van het door VvE IJmeerdijk en anderen genoemde Natura 2000-gebied ‘Naardermeer’ stelt de Raad van State vast dat de afstand tussen het perceel van VvE IJmeerdijk en anderen en voornoemd Natura 2000-gebied tenminste 3,5 km bedraagt. Gelet op deze afstand bestaat naar het oordeel van de Raad van State in zoverre geen zodanige verwevenheid van de individuele belangen van VvE IJmeerdijk en anderen bij het behoud van een goede kwaliteit van de leefomgeving met de algemene belangen die de Wnb beoogt te beschermen, dat moet worden geoordeeld dat de betrokken normen van de Wnb kennelijk strekken tot bescherming van de belangen van VvE IJmeerdijk en anderen.
Het voorgaande leidt ertoe dat de beroepsgronden van VvE IJmeerdijk en anderen met betrekking tot het Natura 2000-gebied Naardermeer stuit op het relativiteitsbeginsel. De Raad van State kan dus op grond daarvan niet tot vernietiging over gaan.
Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeerWat betreft het Natura 2000-gebied ‘Markermeer & IJmeer’ stuiten de beroepsgronden van VvE IJmeerdijk en anderen niet op het relativiteitsbeginsel, nu het perceel van VvE IJmeerdijk en anderen grenst aan dit gebied. Ook het plangebied grenst hieraan. Ten aanzien van dit Natura 2000-gebied oordeelt de Raad van State dus dat de relativiteitseis niet in de weg staat aan een beoordeling van hetgeen VvE IJmeerdijk en anderen hebben aangevoerd met betrekking tot het PAS.
Naar het oordeel van de Raad van State leidt het betoog van VvE IJmeerdijk met betrekking tot het Natura 2000-gebied ‘Markermeer & IJmeer’ echter eveneens niet tot vernietiging van het plan, gelet op de omstandigheid dat in het Markermeer en IJmeer geen voor stikstof gevoelige habitattypen aanwezig zijn.
ConclusieDeze uitspraak van de Raad van State laat dus zien dat het oordeel dat het PAS niet meer mag worden gebruikt als basis voor toestemming voor activiteiten die extra stikstofuitstoot veroorzaken, niet in alle gevallen ertoe leidt dat een besluit wordt vernietigd. In dit geval leidden het relativiteitsvereiste en de afwezigheid van stikstof gevoelige habitattypen ertoe dat het bestemmingsplan onaangetast bleef.
Nicky Loekemeijer is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied omgevingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.