Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Bij de ontbinding van een rechtspersoon wordt er een onderscheid gemaakt tussen een ontbinding met vereffening en een ontbinding zonder vereffening. De ontbinding zonder vereffening is geregeld in artikel 2:19 lid 4 BW en wordt ook wel turboliquidatie genoemd. Blijkens artikel 2:19 lid 4 BW volgt er geen vereffening indien op het moment van ontbinding geen baten meer in de rechtspersoon aanwezig zijn. De rechtspersoon houdt dan vanaf het moment van ontbinding op te bestaan. De turboliquidatie wordt daarom gezien als een snelle manier om een rechtspersoon te ontbinden en te liquideren.
Bent u schuldeiser en voelt u zich benadeeld door een turboliquidatie, dan is het onder voorwaarden mogelijk om alsnog het faillissement van de ontbonden rechtspersoon aan te vragen. Als schuldeiser zult u dan moeten stellen dat de rechtspersoon nog baten heeft. De rechter kan vervolgens een ontbonden rechtspersoon failliet verklaren indien:
Een recent voorbeeld uit de rechtspraak, is een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 22 februari 2019. De casus is als volgt.
Een schuldeiser van de ontbonden rechtspersoon XL Ventures heeft de rechtbank verzocht om XL Ventures failliet te verklaren. Zij stelt dertien baten, die stuk voor stuk door XL Ventures zijn betwist. Eén van de gestelde baten is een mogelijke vordering op de bestuurders uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid ex artikel 2:248 BW. De rechtbank oordeelt als volgt.
Uit de door de schuldeiser ingebrachte stukken blijkt dat de jaarrekeningen 2014 en 2015 niet tijdig zijn gedeponeerd. Het bestuur heeft daarmee de deponeringsplicht uit artikel 2:394 BW geschonden. Doordat het bestuur niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit artikel 2:394 BW, staat vast dat het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld. In een faillissementssituatie wordt vermoed dat de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Het is aan het bestuur van XL Ventures om aannemelijk te maken dat andere feiten en omstandigheden dan zijn kennelijke onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest.
XL Ventures voert als verweer dat een (hypothetisch) faillissement alleen is veroorzaakt door het wegvallen van gelieerde vennootschappen. De rechtbank kan niet uitgaan van de juistheid van dit verweer, nu uit de stukken naar voren komt dat eind 2016 de bedrijfsactiviteiten van XL Ventures zijn overgeheveld naar 2SQRS B.V. en dat dit onderdeel uitmaakt van een meeromvattend geschil tussen indirect bestuurder X en de voormalige CFO en bedrijfsleider van XL Ventures. De rechtbank leidt hieruit af dat de teloorgang van XL Ventures (mede) verband kan houden met die overheveling van bedrijfsactiviteiten en de rol die de (toenmalige) bestuurders daarbij speelden.
Naar oordeel van de rechtbank is summierlijk gebleken van feiten en omstandigheden die maken dat er op moment van uitspraak vanuit kan worden gegaan dat er sprake is van een potentiële bate in XL Ventures in de vorm van een (mogelijke) vordering uit hoofde van aansprakelijkheid van bestuurders voor het boedeltekort.
Eén van de andere gestelde baten betreft een vordering tot volstorting van aandelen. Bij oprichting van XL Ventures zijn 1.000 aandelen van € 1,- per stuk geplaatst. Daarop is € 1,- in totaal gestort. Artikel 6 lid 1 van de statuten bepaalt dat bedongen kan worden dat een deel van het nominale bedrag eerst behoeft te worden gestort na verloop van een bepaalde tijd of nadat het bestuur het zal hebben opgevraagd. Die storting heeft niet plaatsgevonden, aangezien de balans per 4 december 2018 nog steeds een gestort kapitaal van € 1,- vermeldt. Een curator zal op grond van artikel 2:193 BW bevoegd zijn tot inning van nog niet gedane verplichte stortingen op de aandelen, ongeacht wat hierover in de statuten is bepaald. Dit maakt dat sprake is van een potentiële bate van € 999,-.
Het voorgaande maakt dat er in ieder geval sprake is van twee (potentiële) baten, dat de overige gestelde baten geen afzonderlijke bespreking meer behoeven en dat zal worden bezien of is voldaan aan de (overige) vereisten voor faillietverklaring.
XL Ventures heeft de vordering van de schuldeiser niet betwist en ook heeft de schuldeiser kunnen aantonen dat XL Ventures meerdere schuldeisers onbetaald laat. Bovendien heeft XL Ventures niet betwist dat zij is komen te verkeren in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen, zodat ook aan de overige vereisten voor faillietverklaring is voldaan. De rechter oordeelt dat het faillissement van XL Ventures dient te worden uitgesproken en verklaart XL Ventures in staat van faillissement.
Eveline Hoekstra is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.