Praktijkgebieden:
De Drank & Horecawet zal worden gewijzigd. Het ontwerp van het wetsvoorstel is op 28 maart 2019 ter consultatie aangeboden. Tot 8 mei 2019 kan daarop nog worden gereageerd. Het streven is dat de wet in 2021 in werking zal treden. De bedoeling van de wet is vooral om drankgebruik door risico- en probleemdrinkers tegen te gaan.
De nieuwe wet bevat een aantal belangrijke wijzigingen ten opzichte van de huidige wet. Om te beginnen met de naam: dat wordt de Alcoholwet. Dat klinkt al direct veel afschrikwekkender dan Drank- en Horecawet.
Koop op afstand
In de nieuwe wet wordt een regeling worden opgenomen voor de leeftijdscheck bij verkoop via internet. De verkoper van alcoholhoudende drank zal in het hele traject, vanaf de bestelling tot aan de aflevering aan de deur, verantwoordelijk zijn voor het naleven van de leeftijdsgrens. De verkoper zal daarvoor een leeftijdsverificatiesysteem moeten hanteren, welk systeem nog nader bij amvb zal worden uitgewerkt. De gedachte is dat op den duur de kopers zich online zullen kunnen legitimeren met een door de overheid uit te geven elektronische identiteitskaart.
Opmerkelijk is dat in het wetsvoorstel de online verkoop alleen gereguleerd wordt voor de bedrijfsmatige verkoper en de particuliere koper die zich beiden in Nederland bevinden. Als motivering geeft de (concept) Memorie van Toelichting (MvT) aan dat de bezorging van alcoholhoudende drank over het algemeen slechts over korte afstand plaats vindt en dus beperkt blijft tot het Nederlands grondgebied. Daarom zou, volgens de MvT geen sprake zijn van een maatregel met gelijke werking als een kwantitatieve invoerbeperking als bedoeld in artikel 34 VWEU. En als dat al anders zou zijn dan zou de maatregel gerechtvaardigd zijn door het daarmee beoogde belang; de bescherming van de volksgezondheid van jongeren.
De gedachte dat online verkoop van alcohol zich slechts over korte afstanden zal voordoen en daarom de grensoverschrijdende mededinging door deze regulering niet wordt geraakt of vervalst lijkt mij een nogal naïef standpunt. Ik heb er het volste vertrouwen in dat ook de jongeren onder 18 jaar binnen de kortste keren de juiste buitenlandse online leveranciers van alcohol zullen weten te vinden. En vanuit EU-rechtelijk oogpunt lijken mij daarnaast ook nog wel wat vraagtekens te stellen bij de consequenties van de regeling op de omvang van de handel in de grensstreek als ook over met betrekking tot het verbod tot willekeurige discriminatie. Het standpunt in de MvT dat de regeling ongeacht nationaliteit van de verkoper of de herkomst van de drank in Nederland zal worden toegepast is in elk geval al te kort door de bocht.
Beperking kortingsacties
Een ander markante regeling in de wet is een beperking van de mogelijkheden van prijsacties voor alcoholhoudende drank (buiten de horecagelegenheid; dus voor slijters, supermarkten en winkels). Het zal niet meer zijn toegestaan om drank te verkopen tegen een prijs die (voor een korte tijd tot maximaal een maand) meer dan 25% lager ligt dan de prijs die de winkelier gewoonlijk vraagt. En het zal verboden zijn om de indruk te wekken dat de prijs voor een bepaalde drank minder is dan 75% van de prijs die gewoonlijk wordt gevraagd. Dus “2 voor de prijs van 1” zal uit het straatbeeld verdwijnen.
Ook deze beperking in prijsstelling roept mededingingsrechtelijke vragen op. In de MvT worden die mogelijke bezwaren weggewuifd. Daarin wordt gesteld dat prijsacties de consument beweegt om meer drank te kopen dan die van plan was, waardoor de consument meer alcohol kan drinken dan anders het geval zou zijn. Het verbod op prijsacties van meer dan 25% zou daarom problematisch alcoholgebruik tegengaan.
In de redenering van de MvT is de beperking gerechtvaardigd in het belang van de volksgezondheid, is de maatregel geschikt voor het beoogde doel (het terugdringen van probleemdrinkers), en is de beperking proportioneel omdat de beperking niet verder gaat dan voor het bereiken van dat doel nodig is en is deze ook samenhangend en stelselmatig omdat de beoogde regeling onderdeel is van de implementatie van het Nationaal Preventieakkoord. De enkele mededelingen in de MvT dat dat zo is lijken op het eerste gezicht nog niet heel overtuigend. De MvT verwijst ter onderbouwing van de redenering in het bijzonder naar het arrest van het Europese Hof inzake Scotch Whiskey Association van 23 december 2015 (C-333/14), waarin het Hof heeft uitgemaakt dat een verplichte minimum prijs per alcoholeenheid ter beperking van alcoholgebruik in zijn algemeenheid en alcoholmisbruik in het bijzonder geoorloofd zou kunnen zijn. Die uitspraak bevat echter ook een vingerwijzing. Of een verplichte minimumprijs per alcoholeenheid daadwerkelijk niet verder gaat dan noodzakelijk is ter bereiking van het beoogde doel van bescherming van de gezondheid is door het Hof in die uitspraak niet positief beantwoord doch werd ter beslissing van de Schotse feitenrechter gelaten. Daarbij, aldus het Hof, zullen de rechtvaardigingsgronden die worden aangevoerd gepaard moeten gaan met deugdelijk bewijs of een onderzoek van de geschiktheid en evenredigheid van de genomen beperkende maatregel alsmede met specifieke gegevens ter onderbouwing van dat betoog. Aan de hand van dat bewijs moet de nationale rechterlijke instantie objectief beoordelen of het overgelegde bewijs redelijkerwijs tot het oordeel kan leiden dat de gekozen middelen geschikt zijn om de beoogde doelstellingen te bereiken en of deze doelstellingen niet ook kunnen worden bereikt met maatregelen die het vrije verkeer van goederen minder beperken.
Dus wel enige marge in beleidsvisie, maar er is in dat kader nog wel wat te doen door de minister. De enkele redenering dat de beperking van prijsacties voor alcoholhoudende dranken zal voldoen aan de eisen van geschiktheid en proportionaliteit is nog niet zo overtuigend. Een minimumprijs per eenheid alcohol lijkt die doelstelling op het eerste gezicht beter te dienen dan een relatief verbod op kortingsacties.
Charles Moons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied column.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.