icon

Besluit VvE tot het aangaan van een lening voor energiebesparende maatregelen nietig?

VvE’s kunnen sinds 1 januari 2018 (zie ook deze blog) op grond van artikel 5:126 lid 4 BW een overeenkomst van geldlening aangaan voor de uitvoering van onderhoud of investeringen ter verbetering van de energieprestatie. Wanneer een dergelijke lening wordt aangegaan zijn de individuele appartementseigenaren ingevolge artikel 5:113 lid 5 BW aansprakelijk voor hun aandeel in de uit de lening voortvloeiende schuld.

Artikel 5:126 lid 4 BW luidt als volgt:

‘Tenzij het reglement uitdrukkelijk anders bepaalt, is de vereniging bevoegd een overeenkomst van geldlening aan te gaan.’

In een recente uitspraak van de rechtbank Overijssel (ECLI:NL:RBOVE:2019:1217) diende de kantonrechter te oordelen over de vraag of artikel 38 van het toepasselijke modelreglement 1973 een uitdrukkelijke inperking vormde van de bevoegdheid van de VvE ex art. 5:126 lid 4 BW een lening aan te gaan. Artikel 38 van het betreffende modelreglement luidt als volgt:

“1. Tot het aangaan van overeenkomsten, waaruit regelmatig terugkerende verplichtingen, die zich over een langere periode dan een jaar uitstrekken, voortvloeien, met uitzondering van de contracten die betrekking hebben op het normale beheer, kan slechts door de vergadering worden besloten, voorzover de mogelijkheid hiertoe uit het reglement blijkt.

2. Van deze bepaling kan zelfs niet met algemene stemmen worden afgeweken.”

Omdat het modelreglement en de splitsingsakte in kwestie niet in een mogelijkheid tot het aangaan van een geldlening voorzagen, was het door de VvE genomen besluit volgens de verzoeker in strijd met artikel 38 modelreglement en derhalve nietig.

De kantonrechter komt tot het oordeel dat in het van toepassing zijnde modelreglement 1973 niet een uitdrukkelijke inperking/uitsluiting is opgenomen en daar ook niet in valt te lezen. De kantonrechter verwijst in dit kader naar de Memorie van Toelichting op de Wet verbetering functioneren van eigenaars, waarin het volgende met betrekking tot artikel 5:126 lid 4 BW is bepaald:

“Tegen de achtergrond van de voorgestelde wijziging -namelijk het bieden van rechtszekerheid aan zowel VvE’s als geldverstrekkers- zullen in het reglement op te nemen voorwaarden of inperkingen zo expliciet mogelijk moeten worden verwoord. In de Modelreglementen van 1973, 1983 en 1992, is bijvoorbeeld opgenomen dat tot het aangaan van overeenkomsten, waaruit regelmatig terugkerende verplichtingen, die zich over een langere periode dan een jaar uitstrekken, voortvloeien, slechts door de vergadering kan worden besloten, voor zover de mogelijkheid hiertoe uit het reglement blijkt. Een dergelijke regel zal niet voldoende zijn om de expliciete wettelijke regel uit te sluiten. Doorgaans zal een uitsluiting wel bereikt kunnen worden door direct te verwijzen naar de wettelijke bepaling of de term ‘lening’ te gebruiken in de bewuste regeling (“Elke mogelijkheid tot het aangaan van een leenovereenkomst is uitgesloten”).” (..)

Nu artikel 38 van het modelreglement 1973 niet voldoende is om de expliciete wettelijke regel uit te sluiten en er ook geen andere expliciete voorwaarde of inperking in de splitsingsakte of het reglement is opgenomen ten aanzien van het aangaan van leenovereenkomsten komt de kantonrechter tot het oordeel dat het besluit van de VvE tot het aangaan van een Energiebespaarlening niet nietig is.

Wil je als VvE de mogelijkheid tot het aangaan van een geldlening uitsluiten of anderszins beperken dan zal dit expliciet in het reglement of de splitsingsakte van de VvE moeten worden opgenomen.


Anna Zijlstra is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied energietransitie.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Besluit VvE tot het aangaan van een lening voor energiebesparende maatregelen nietig?

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief