Praktijkgebieden: Bestuursrecht, Toezicht en handhaving
In mijn eerdere blog besprak ik de conclusie van staatsraad-advocaat generaal Widdershoven, als bedoeld in artikel 8:12a Algemene wet bestuursrecht, van 4 september 2018 inzake de gedoogbeslissing. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State had deze conclusie gevraagd naar aanleiding van een door het college van burgemeester en wethouders van Bladel verleende 'persoonsgebonden gedoogbeschikking'. In deze gedoogbeschikking is besloten dat een bouwwerk (sinds 1933 aanwezig) wordt gedoogd, onder de voorwaarde dat de gedoogtoestemming vervalt zodra de eigenaar het perceel verkoopt of als hij overlijdt. De eigenaar meent door de gedoogbeschikking in zijn eigendomsrecht te worden beperkt en derhalve rechtsbescherming te kunnen genieten.
Nieuwe lijn gedoogbeslissingen
De AG concludeerde op 16 januari 2019 kort samengevat dat een gedoogde wel tegen een gedoogbeslissing bij de bestuursrechter moet kunnen procederen als daarvoor geen alternatieve route bestaat of als die route 'onevenredig bezwarend' is.
In haar uitspraak van 24 april 2019 heeft de Afdeling – in afwijking van de conclusie van de AG – geoordeeld dat een gedoogbeslissing geen besluit is in de zin van artikel 1:3 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat geldt ook voor de weigering of de intrekking ervan. Een ander oordeel gaat volgens de Afdeling de ‘rechtsvormende taak van de bestuursrechter te boven’. Vanwege de complexiteit van de rechtspraak op dit punt is volgens de Afdeling een duidelijke regel vereist (zie r.o. 13 ‘Probleemschets: onduidelijke rechtspraak over gedogen en r.o. 14 ‘Keuze voor een nieuwe lijn’).
Concreet heeft deze nieuwe (duidelijke) regel tot gevolg dat niet langer rechtstreeks rechtsbescherming bij de bestuursrechter openstaat tegen een gedoogbeslissing. Slechts in ‘zeer uitzonderlijke gevallen’ mag van deze (nieuwe) regel worden afgeweken: in r.o. 12 overweegt de Afdeling dat deze uitzondering tot op heden alleen is aangenomen in de uitspraak van 9 maart 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP7160, waarin een coffeeshophouder moest kunnen procederen tegen een ingetrokken gedoogbeslissing, omdat er anders een grote kans was dat hem een gevangenisstraf wachtte.
Indirect staat toegang tot de bestuursrechter overigens nog open: volgens de Afdeling kan een derde bij een bestuursorgaan een verzoek om handhaving indienen. Tegen een besluit op het verzoek staat vervolgens (na bezwaar) beroep bij de bestuursrechter open. Bij een weigering om te gedogen of intrekking van een gedoogbeslissing kan een aanvraag om een vergunning worden ingediend óf een handhavingsbesluit worden afgewacht.
Persoonsgebonden gedoogbeschikking BladelIn de onderhavige zaak tegen de persoonsgebonden gedoogbeschikking in Bladel wordt het hoger beroep gegrond verklaard: de gedoogbeslissing is echter geen Awb-besluit, waardoor bezwaar en beroep niet tegen dit besluit open staat. Duidelijkheid omtrent het bouwwerk dat sinds 1933 aanwezig is, kan derhalve enkel worden verkregen door middel van een aanvraag omgevingsvergunning of het uitlokken/afwachten van een handhavingsbesluit. Tegen het besluit op deze aanvraag of het handhavingsbesluit staat vervolgens rechtsbescherming open.
Dominique de Haas is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied toezicht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.