Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Inleidend Recent is een uitspraak gepubliceerd van de rechtbank Den Haag waarin is geoordeeld dat er minder zware eisen moeten worden gesteld aan de toets of voor het ontslag van een statutair bestuurder sprake was van een redelijke ontslaggrond dan bij een gewone werknemer. In deze blog wordt uitgelegd welke algemene regels gelden bij het ontslag van een statutair bestuurder en de bovengenoemde uitspraak wordt toegelicht.
Het ontslag van een statutair bestuurderDe aandeelhoudersvergadering van een vennootschap kan een persoon door middel van een aandeelhoudersbesluit benoemen tot statutair bestuurder. Daarnaast wordt veelal een arbeidsovereenkomst gesloten tussen de vennootschap en de bestuurder waarin de arbeidsvoorwaarden van de bestuurder worden vastgelegd.Als de aandeelhoudersvergadering een besluit neemt tot ontslag van een statutair bestuurder, wordt aangenomen dat daarmee in beginsel ook de arbeidsovereenkomst eindigt.
Het ontbreken van een redelijke ontslaggrond kan niet leiden tot herstel van de arbeidsovereenkomst, maar de rechter kan wel, op verzoek van de ontslagen bestuurder, een billijke vergoeding toekennen indien de rechter oordeelt dat een redelijke ontslaggrond ontbrak.
Het is dus van belang voor de werkgever om het ontslag van een statutair bestuurder te onderbouwen. Vaak wordt door de werkgever voor zover mogelijk onderbouwd dat sprake was van disfunctioneren (d-grond), een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond), of dat wegens andere omstandigheden niet van de werkgever in redelijkheid kon worden gevergd dat hij de arbeidsovereenkomst liet voortduren (h-grond). Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de situatie waarin er tussen de aandeelhouders en de bestuurder van een vennootschap verschil in inzicht bestaat over het te voeren beleid, deze omstandigheid een redelijke ontslaggrond kan vormen zoals bedoeld in de h-grond.
De uitspraak van 14 november 2018 van rechtbank Den Haag In deze zaak verzocht een ontslagen statutair bestuurder een billijke vergoeding ter hoogte van€ 1.500.000,- waarna de rechter onderzocht of er een redelijke grond was geweest voor zijn ontslag. De bestuurder voerde aan dat vanwege de beperkte ontslagbescherming van statutair bestuurders aan de toets voor het aanwezig zijn van een redelijke grond zware eisen moeten worden gesteld.
De rechtbank is daarentegen juist van oordeel dat aan deze toets minder zware eisen moeten worden gesteld en onderbouwt dit als volgt:
“In een situatie dat de algemene vergadering van aandeelhouders of de raad van commissarissen van mening is dat een bepaalde bestuurder niet of niet langer het eerder genoemde samenstel van verantwoordelijkheden op de beste wijze kan bevorderen, moet er ruimte zijn een bestuurder te vervangen door een andere. Dat is bij uitstek een ondernemersbeslissing, die naar haar aard slechts marginaal kan worden getoetst. Om die reden behoeft aan de toets van een redelijke ontslaggrond in het geval van een bestuurder minder zware eisen te worden gesteld.”
Op basis van deze marginale toets concludeert de rechtbank dat er voldoende grond was voor het ontslag. De verzochte billijke vergoeding werd afgewezen. De omstandigheden dat de werknemer gedurende een lange periode bestuurder van werkgever was, het feit dat zijn samenwerking met andere bestuurders niet altijd even succesvol was en de dalende trend van het nettoresultaat heeft de rechtbank betrokken in dit oordeel.
ConcluderendDe rechtbank Den Haag is dus van oordeel dat het vervangen van een bestuurder bij uitstek een ondernemersbeslissing is en het bestaan van een redelijke ontslaggrond marginaal moeten worden getoetst. Deze uitspraak is uniek. Dit lijkt de eerste gepubliceerde uitspraak te zijn waarin een rechter met zoveel woorden concludeert dat er minder zware eisen gelden voor het bestaan van een redelijke ontslaggrond ten tijde van het ontslag van een statutair bestuurder ten opzichte van deze beoordeling bij het ontslag van een gewone werknemer. Het is de vraag of andere rechters de rechtbank Den Haag zullen volgen in deze overweging.
In dezelfde week dat de rechtbank Den Haag deze uitspraak heeft gedaan, heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het verzoek van een statutair bestuurder tot toekenning van een billijke vergoeding toegewezen nadat het hof op basis van een integrale toetst concludeerde dat er geen redelijke ontslaggrond bestond ten tijde van het ontslag.
In dergelijke zaken wordt verschillend geoordeeld over welke omstandigheden moeten worden meegenomen in de beoordeling of sprake was van een voldragen h-grond ten tijde van het ontslag van een statutair bestuurder. Opmerkelijk aan de onderhavige uitspraak is in dit verband dat de omstandigheid dat de bestuurder gedurende lange tijd in dienst is bij de vennootschap bijdraagt aan de conclusie dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te laten duren.
Heeft u zelf een geschil over een ontslag van een statutair bestuurder of heeft u vragen hierover? Neem gerust contact met ons op.
Kirsten Willms is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.