Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Een uitzonderingssituatie als gevolg waarvan de werkgever in beginsel geen transitievergoeding verschuldigd is aan de werknemer doet zich voor indien het einde van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Op 8 februari heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan over de vraag welke omstandigheden meewegen bij de beoordeling of deze uitzondering van toepassing is.
De ontbindingsprocedureEen werkneemster werkzaam als begeleider in een groep voor beschermd wonen, was al een aantal keer nadrukkelijk onderhouden door haar werkgever, omdat zij ook privé betrekkingen onderhield met bewoners. Dit was binnen de organisatie streng verboden. De werkgever heeft toen bleek van een logeerpartij van een bewoner en de werkneemster in het huis van haar broer (nét nadat een verzoek om een gezamelijke vakantie was afgewezen), ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht primair op grond van verwijtbaar handelen en subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. Dit verzoek is door de kantonrechter afgewezen, maar in hoger beroep heeft het Gerechtshof Amsterdam alsnog geoordeeld dat de overeenkomst moest eindigen, op grond van een subsidiair aangevoerde verstoorde verhouding.
Daarbij heeft het hof overwogen dat werkneemster geen aanspraak heeft op de transitievergoeding, omdat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen door werkneemster. Dit is opmerkelijk, nu de arbeidsovereenkomst niet is ontbonden op grond van de primair verzochte grond ‘verwijtbaar handelen’ en bij de beoordeling over de toewijsbaarheid van de transitievergoeding kennelijk wordt geconcludeerd dat de werkneemster wél ‘ernstig verwijtbaar’ heeft gehandeld.
Tegen de overweging dat werkneemster geen aanspraak maakt op een transitievergoeding keert werkneemster zich in cassatie bij de Hoge Raad. Werkneemster stelt dat het hof meer omstandigheden, waaronder persoonlijke omstandigheden van werkneemster, had moeten betrekken bij de afweging of zij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
De Hoge Raad op 8 februari 2019De Hoge raad oordeelt hierover dat voor de beoordeling van de vraag of de werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld de omstandigheden van het geval, waaronder de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, slechts van belang zijn voor zover deze van invloed zijn op de verwijtbaarheid van het handelen of nalaten van de werknemer dat tot het ontslag heeft geleid. Dit is een andere beoordeling dan die wordt gemaakt bij de vraag of sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet. In die situatie kunnen persoonlijke omstandigheden verzachtend werken en bij deze beoordeling niet.
De werkneemster heeft volgens de Hoge Raad wel terecht aangevoerd dat het hof bepaalde feiten en omstandigheden die wel relevant zijn in deze beoordeling niet, of althans niet kenbaar in zijn oordeel heeft betrokken. Een voorbeeld hiervan is de omstandigheid dat de werkneemster handelde met de beste bedoelingen en dat er in de praktijk vaker sprake was van vermenging van werk en privé, ook bij andere werknemers. De Hoge Raad vernietigt om die reden de beschikking van het hof en verwijst de zaak terug.
Afsluitend Indien het einde van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer en de werknemer daarmee geen recht meer heeft op een transitievergoeding, kan de rechter toch de transitievergoeding geheel of gedeeltelijk toekennen. Namelijk wanneer het niet toekennen daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Bij deze afweging spelen wel alle omstandigheden van het geval een rol, waaronder persoonlijke omstandigheden van de werknemer die niet direct betrekking hebben op de verwijtbaarheid van het handelen van de werknemer.
Heeft u zelf een geschil over een ontslag(vergoeding) of heeft u vragen hierover? Neem gerust contact met ons op.
Kirsten Willms is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.