Praktijkgebieden: Bestuursrecht, Ruimtelijke ordening
Het komt voor dat gedurende een procedure voor het aanvragen van een omgevingsvergunning aanpassingen op de gevraagde omgevingsvergunning gewenst zijn. Soms is een wijziging van een vergunning gewenst nadat deze is verleend. Of een aanvrager in de verschillende fasen van vergunningverlening zijn aanvraag kan wijzigen, wordt hierna behandeld.
Ongeacht of de gewenste wijzigingen ziet op een aanvraag of op een besluit, dienen deze wijzigingen volgens vaste jurisprudentie van de Raad van State van ondergeschikte aard te zijn. Of sprake is van een wijziging van ondergeschikte aard dient per concreet geval te worden beoordeeld, zodat de jurisprudentie hierover behoorlijk casuïstisch is. Elementen die tot nu toe in van belang zijn geacht, zijn bijvoorbeeld de mate waarin de aard en de omvang van de wijzigingen zich verhouden tot de oorspronkelijke aanvraag alsook de impact van de wijzigingen op de ruimtelijke uitstraling van het te bouwen object: welke waarneembare elementen zullen er zijn voor de directe omgeving en in welke mate hebben deze invloed op anderen. Het hoeft niet enkel te gaan om zichtbare aanpassingen, ook constructieve aanpassingen van een vergunning kunnen van invloed zijn op anderen en daarom meespelen in de afweging of sprake is van een wijziging van ondergeschikte aard.
Naast de beoordeling van de aard van de wijziging, is van belang op welk moment de wijziging gewenst wordt. Niet in elke fase van een vergunningentraject is het namelijk mogelijk om een (aanvraag voor een) vergunning te wijzigen, zelfs niet indien het slechts gaat om wijzigingen van ondergeschikte aard. In de periode tussen het indienen van een aanvraag en het besluit op een aanvraag, zijn wijzigingen redelijk eenvoudig door te voeren; de aanvrager dient hiertoe een verzoek te doen bij het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag is in bepaalde gevallen zelfs verplicht de aanvrager in de gelegenheid te stellen zijn aanvraag zodanig te wijzigen of aan te vullen dat geconstateerde beletselen voor het verlenen van de bouwvergunning worden weggenomen.
Nadat de vergunning verleend is, kan slechts binnen beperkte tijd nog een wijziging worden doorgevoerd. Het moet gaan dus om een wijziging van ondergeschikte aard, maar nog belangrijker is dat de vergunning nog niet onherroepelijk is geworden. Een vergunning is niet onherroepelijk indien er nog bezwaar kan worden gemaakt of (hoger) beroep bij de rechter gaande is. Het verzoeken om een wijzigingsbesluit wordt vaak als gunstiger ervaren dan het indienen van een nieuwe aanvraag. Bij een nieuwe aanvraag opent zich immers de weg weer voor een nieuwe bezwaar-/beroepsprocedure, terwijl een wijzigingsbesluit dat niet doet. Dit is namelijk een besluit in de zin van art. 6:19 Awb, waarbij eerder ingediende bezwaren en beroepen van rechtswege betrekking hebben op de wijziging van het bestreden besluit. De looptijd van een procedure bij een wijzigingsbesluit is daarmee aanzienlijk korter.
Nadat een vergunning onherroepelijk is geworden, is het niet mogelijk om wijzigingen in de vergunning aan te brengen. Indien een aanvrager dit toch wenst, dient hij een geheel nieuwe vergunning aan te vragen.
Franko Zivkovic – Laurenta is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.