icon

Verruiming sluitingsbevoegdheid artikel 13b Opiumwet in werking getreden

Het nieuwe jaar is vaak ook hét startsein voor de inwerkingtreding van nieuwe wetten. Zo is (onder andere) sinds 1 januari 2019 het gewijzigde artikel 13b Opiumwet in werking getreden.

Wat wijzigt er?

Op grond van het ‘oude’ artikel 13b Opiumwet konden burgemeesters alleen woningen en lokalen of daarbij behorende erven sluiten, als daarin drugs werden verkocht, afgeleverd of daartoe aanwezig zijn. Volgens vaste rechtspraak wordt drugs geacht aanwezig te zijn voor verkoop als meer dan de toegestane gebruikshoeveelheid in een pand aanwezig is. In mijn eerdere blog heb ik reeds al uiteengezet dat de heersende lijn in de jurisprudentie is dat een burgemeester bevoegd is een pand te sluiten indien meer dan 0,5 gram harddrugs of meer dan 5 gram softdrugs wordt aangetroffen, tenzij de betrokkene kan aantonen dat de drugs bestemd zijn voor eigen gebruik.

In het nieuwe artikel 13B Opiumwet is opgenomen dat burgemeesters ook woningen en andere panden kunnen sluiten als er voorwerpen of stoffen worden aangetroffen die duidelijk bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs, zoals bepaalde apparatuur (cocaïnewasserij) of chemicaliën (apaan, zoutzuur) en versnijdingsmiddelen (Kamerstukken II 2006/07, 34763, 3,(Mvt).

Bij de verruiming van artikel 13B Opiumwet gaat het om voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a of 11a Opiumwet. Die bepalingen vereisen dat degene die het voorwerp of de stof in de woning, lokaal of erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. De voorgestelde verruiming geldt niet voor in een pand aangetroffen vervoermiddelen, gelden of andere betaalmiddelen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a.

Artikel 13B van de Opiumwet luidt sinds 1 januari 2019 als volgt:

1 De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:

a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.

2 Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen).


Roos de Grave is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Verruiming sluitingsbevoegdheid artikel 13b Opiumwet in werking getreden

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief