Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht, Ruimtelijke ordening
Afgelopen week is in het tijdschrift Milieu & Recht (zie M en R 2018/109) een praktijkartikel van onzer hand verschenen met als titel ‘Grootschalige windparken: inspraak op een ‘vroeg genoeg moment’?’. In dit artikel staat de vraag centraal of de zienswijzeprocedure bij grootschalige windparken voldoende is in het kader van doeltreffende inspraak in de zin van het Verdrag van Aarhus en de MER-richtlijn. Heeft de zienswijzeprocedure tot gevolg dat de burger daadwerkelijk invloed uitoefent of gaan de in eerder beleid geformuleerde doel- en taakstellingen daadwerkelijke invloed van de burger op (uitvoerings)besluiten tegen? Kortom, dient de inspraak niet op een eerder moment plaats te vinden?
Over dit onderwerp is al meermaals een blog verschenen, zie bijvoorbeeld ‘Coördinatieregeling grootschalige windparken onder de Omgevingswet’ en ‘Burgerparticipatie: geen rustig bezit’.
Burgerparticipatie zou naar ons oordeel een vorm van maatwerk moeten zijn en derhalve dient bij elk project een passende wijze te worden gevonden om de inspraak van de burger te optimaliseren. De essentie blijft echter hetzelfde: burgerparticipatie moet resulteren in beleidsvoering waarbij burgers, individueel of georganiseerd, direct of indirect, de kans krijgen om daadwerkelijk invloed uit te oefenen op de ontwikkeling, uitvoering en/of evaluatie van beleid. Goed uitgevoerde burgerparticipatie zal in ieder geval moeten zorgen voor een tevreden burger die zich gehoord en begrepen voelt, ook of misschien zelfs juist als de uitkomst niet naar wens is.
Het moge duidelijk zijn dat veel omwonenden bij de realisatie van een grootschalig windpark in hun backyard niet content zijn met de wijze van inspraak en het uiteindelijke resultaat van de gevolgde procedure(s): wat hen betreft is er geen sprake van doeltreffende inspraak in de huidige zienswijzeprocedure. Bij vonnis van 9 november 2017 overweegt ook de voorzieningenrechter dat het moeilijk vol is te houden is dat in alle gevallen de participatierechten van burgers voldoende zijn gewaarborgd door de mogelijkheden die de zienswijzeprocedure biedt. Ter onderbouwing van dit oordeel refereerde de voorzieningenrechter onder andere aan de overwegingen van de wetgever bij de (nog niet in werking getreden) Omgevingswet. Uit deze overwegingen kan voorzichtig worden geconcludeerd dat ook de wetgever van mening is dat er iets schort aan de huidige inspraakmogelijkheden bij grootschalige projecten.
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State houdt echter vast aan haar standaardjurisprudentie inhoudende dat de MER-richtlijn correct is geïmplementeerd en bij inspraak over het ontwerpplan of ontwerpbesluit sprake is van vroegtijdige inspraak op een moment dat alle opties open zijn en doeltreffende inspraak kan plaatsvinden (zie o.a. ABRvS 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:860, r.o. 14 e.v.; ABRvS 4 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1146, r.o. 9 e.v.; ABRvS 2 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1436, r.o. 7 e.v.).
Hoewel in de aanstaande Omgevingswet een formele eis van burgerparticipatie bij grootschalige projecten is opgenomen, bevat deze geen kwaliteitseisen. Nu de Omgevingswet pas op zijn vroegst in 2021 in werking zal treden, blijft het voorlopig de vraag hoe de rechtspraak omtrent burgerparticipatie in de toekomst vorm zal krijgen. Dit is een enigszins wrange werkelijkheid aangezien de procedures tegen deze grootschalige projecten (veelal windparken) nu plaatsvinden. Slecht nieuws voor de burger, die zit straks met een windpark in zijn backyard.
Dominique de Haas is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.